Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Brugge

betekenis & definitie

Belg. stad, hoofdstad van de prov. West-Vlaanderen; ontstond in de 10e-11e eeuw, rond een grafelijke burcht, gelegen aan de Reie en wellicht reeds in de tweede helft der 9e eeuw door graafBoudewijn i van Vlaanderen opgericht.

De gunstige ligging aan de inham van het Zwin en tevens de veiligheid, door de burcht verzekerd, werkten de vorming van een koopliedenagglomeratie in de hand. Brugge had sinds de eerste helft van de 12e eeuw een vrij grote autonomie. Het gebied binnen de omwalling werd van grafelijk bezit omgevormd tot vrije stadsgrond en beheerd door de (ca. 1127 opgerichte) Brugse schepenbank, die ook de stedelijke rechtspraak regelde. Onder het bewind van graaf → Filips van den Elzas (1168—91), van wie de oudst bewaarde keure (1168—77) uitging, verloor de stadsraad veel aan betekenis. De schepenbank nam zijn taak grotendeels over. De stadsmagistratuur werd in de 12e en 13e eeuw volledig gemonopoliseerd door het patriciaat, bestaande uit rijke kooplui.

De toegang tot de schepenbank was voorbehouden aan leden van de Londense Hanze. De ambachten, beroepsverenigingen van ambachtslieden, slaagden er aanvankelijk niet in dit monopolie te breken. Het langdurige conflict tussen graaf → Gwijde van Dampierre en het, door de Franse koning gesteunde stadspatriciaat resulteerde in een Franse bezetting (1300). Het verzet van de ambachten (→ Brugse Metten) en de Vlaamse overwinning in de Guldensporenslag (1302) braken de alleenheerschappij van het patriciaat. De ambachten kregen toegang tot de stadsraad en de schepenbank. Brugge kende in de 13e en 14e eemv een sterke bevolkingstoename.

Een aanpassing van de omwalling ter bescherming van de buitenwijken (1297 — 1300)) was noodzakelijk. Sedert de 12e eeuw werd Brugge het eindpunt van de nieuwe handelsweg, die van Keulen over Brussel en Gent liep en zo de voornaamste verkeersader in de Zuidelijke Nederlanden was. De stad speelde de leidende rol in de Vlaamse Hanze van Londen, die de handel van Vlaanderen op Engeland organiseerde. Eind 13e eeuw' werd Brugge een wereldmarkt, en naast Londen, Lübeck, Venetië en Genua, het centrum van het toenmalige wereldverkeer. Het eigenlijke handelsverkeer greep plaats in Brugge’s meer noordwaarts gelegen voorhavens: Damme, St. Anna-ter-Muiden, Monnikenrede, Hoeke en Sluis.

De stad was lid van de Hanze en bezat een van haar kantoren (Hei Huis der Oosterlingen). In de 15e eeuw ondervond de stad ernstige concurrentie van Antwerpen en kreeg tevens steeds meer last van de verzanding van het Zwin. Niettegenstaande dit economische verval, bleef Brugge een grote weelde tentoonspreiden, die zich weerspiegelt in zijn laat-gotische bouwwerken en die tot uiting komt in de School der Vlaamse Primitieven. De opstand van de Bruggelingen tegen keizer Maximiliaan I van Oostenrijk, in 1488, betekende het definitief verval. Schepenbank en Stadsraad kwamen in handen van de kleine adel en van juristen, die meestal meewerkten met de centraliserende politiek van de Bourgondiërs. De stad werd niet alleen door Duitse soldeniers geplunderd. maar de vreemde kooplieden verhuisden tevens geleidelijk naar Antwerpen.

Brugge, dat sedert 1578 een calvinistisch bestuur had, sloot zich aan bij de Unie van → Utrecht, maar moest zich 1584 aan de Spaanse koning onderwerpen. De oorlogen der 16e eeuw verlamden het economische leven van Brugge totaal en de Vrede van Munster (1648) sloot het Zwin als handelsweg af. Tijdens de 17e en 18e eeuw kende Brugge herhaaldelijk vreemde bezettingen en zij werd, na de inlijving bij Frankrijk in 1794-95 hoofdplaats van het departement van de Leie. In 1665 had Brugge weer contact met de zee door het kanaal Brugge-Oostende, doch de Zwinstad moest wachten tot aanvang 20e eeuw, vooraleer zij sedert 1907 opnieuw' zeehaven werd door het zeekanaal Brugge-Zeebrugge.LITT.: R.Hapke. Brügges Entwicklung zum mittelalterlichen Weltmarkt (1908): H.Pirenne. Les anciennes démoeratics des Pays-Bas (1909; Eng.vcrt. 1963); A.Duclos, Bruges (1910): A.de Smet, De gesch. van het Zwin (1939): H.van Werveke, Brugge en Antwerpen (1941); T.Luykx en J.L.Broeckx, Brugge (1943); J.Marechal, Bijdrage tot de gesch. van het bankwezen te Brugge (1955); J.A.van Houtte. Bruges, Essai d'histoire urbaine (1967); J.A.van Houtte. Brugge vroeger en nu (1969); A.Vanhoutryve, Bibliografie van de gesch. van Brugge (2 dln. 1972-77); Y.van den Berghe. Brugge in de revolutietijd 1770-1794 (1978).

< >