aanduiding van het verzet in de door Duitsland en Italië tijdens de Tweede Wereldoorlog bezette gebieden. welk verzet vooral de vorm aannam van de zgn. illegaliteit (ondergrondse). In Nederland is nauwelijks sprake geweest van massaal openlijk verzet.
Kwam het daar incidenteel wel toe, zoals tijdens de → Februaristaking en de April-Mei-stakingen (→ Meistaking), dan werd het door het Duitse optreden binnen enkele dagen de kop ingedrukt. Een uitzondering vormde de → spoorwegstaking, die niet gebroken kon worden. Meestal beperkte het openlijk verzet zich echter tot acties in kleiner verband, gericht op specifieke doelen: de acties aan de universiteiten legen het ontslag van joodse hoogleraren, van de leiding der kerken tegen de aantasting van de verzuilde structuur van het Ned. maatschappelijk bestel, van de medische stand tegen de oprichting van de Artsenkamer e.d. Veel omvangrijker was het ondergrondse verzet, dat in het geheim werd georganiseerd, door de betrokkenen onder een valse naam werd uitgevoerd, in groepsverband werd gepleegd en door de → Grote Adviescommissie der Illegaliteit (gac) was erkend. Als verzetsstrijders worden meestal niet diegenen beschouwd die zich pas na → dolle dinsdag (5.9.1944) bij het verzet aansloten, de zgn. septemberridders of septemberartiesien. Zij hebben het aanzien van het verzet grote schade toegebracht.
Tot de eerste vormen van verzet behoorden het schrijven, drukken en verspreiden van illegale lectuur (→ illegale pers). De onderduikers verkregen hulp van de Landelijke Organisatie (LO); deze organisatie telde 1945 ca. 15 000 medewerkers, die de zorg voor 200 000-300 000 onderduikers hadden. Om ten behoeve van de onderduikers persoonsbewijzen en distributiekaarten in handen te krijgen, werkte de LO nauw samen met vervalsingsorganisaties. Het gewapend verzet werd vooral gepleegd door de knokploegen, sinds 1944 verenigd in de Landelijke Knokploegen (LKP), de in 1941 opgerichte politiek rechtse → Ordedienst (OD) en de (overwegend linkse) Raad van Verzet (RVV). Op dolle dinsdag kwam een samenbundeling van LKP, OD en RVV tot stand in de → Binnenlandse Strijdkrachten (BS), die onder bevel van prins Bernhard werden gesteld. Verder zijn te noemen het inlichtingenwerk en de pilotenhulp.
Het inlichtingenwerk bestond in het verzamelen van inlichtingen voor de Ned. regering in Londen en de geallieerden. Een grote slag voor dit werk was het → Englandspiel. De pilotenhulp verleende hulp aan personeel van de geallieerde luchtmacht, dat boven Nederland was neergeschoten. De betrokkenen werden via België en Frankrijk naar Spanje gebracht, vanwaar zij Engeland konden bereiken. Het verbindingswerk van de illegaliteit werd uitgevoerd door koerier(ster)s, ptt-ambtenaren. marconisten en crossers. Deze laatsten onderhielden over de grote rivieren contact met het bevrijde Zuiden.
Niet alleen personen en berichten werden gecrosst, maar ook belangrijke goederen. Van betekenis was daarnaast het werk van het → Nationaal Steunfonds, dat het verzet vrijwel geheel financierde.Voor België: → weerstand.
Litt. L.R.Schierbeek, Terreur tegen terreur (1945); K.Norel e.a., Den Vijand weerstaan (1946); J.Bolhuis (red.). Onderdrukking en verzet (4 dln. 1947—55); Enquête Regeringsbeleid 1940-45 (8 dln. 1949-56); H.W.Sandberg, Witboek gac (1950); J.Romein. De geest van het Ned. volk tijdens de bezetting (in: Tussen vrees en vrijheid, 1950); Het grote gebod. Gedenkboek LO en LKP (2 dln. 1951); D.de Jong. Het vrije boek in onvrije tijd; bibl. van illegale en clandestiene bellettrie (1958); E.Werkman.
Ik neem het niet! (1965); H.Paape, De Geuzen (1965); H.M.van Randwijk, In de schaduw van gisteren (1967; herdr. 1970); J.C.H.de Pater. Het schoolverzet (1969).