Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Hanze

betekenis & definitie

[<Mhd. hansa, bewapende schare, gemeenschap], verbond van handelssteden. Het belangrijkste werd de Noordduitse Hanze ontstaan uit:

a) de Duitse stedenbonden om veiligheid van handel en bedrijf te verdedigen in de woelige jaren van de 2e helft 13c eeuw,
b) de verenigingen van Duitse kooplieden in het buitenland om hun rechten te waarborgen.

Onder de verschillende Ned. stedengroepen, die tot de Hanze behoorden, waren ook de Gelderse (Deventer, Zutphen, Arnhem, Harderwijk, Elburg. Nijmegen), de Overijsselse (o.a. Kampen, Zwolle) en de Friese steden (Stavoren, Bolsward, Groningen).

In België bloeide in de 12e-13e eeuw vooral de Vlaamse Hanze van Londen (→ Vlaamse Hanze) en de → Hanze der xvii steden. Geleidelijk kreeg Lübeck een overheersende positie in de Hanze. Het handelssysteem van elke Hanze steunde op privileges en economische dwangmaatregelen, zoals het vestigen van stapels, blokkade en boycot. Ook militair optreden, vooral tegen zeeroverij, kwam voor. Ter bescherming van economische belangen hield de Hanze zich vaak bezig met internationale politiek. De gemeenschappelijke gedragslijn van de Hanze werd deels uitgewerkt door correspondentie en vooral op periodieke vergaderingen gewoonlijk te Lübeck (Hanzedagen).

De genomen besluiten (Rezesse) waren bindend. Steden die ze niet opvolgden stonden bloot aan uitsluiting (Verhansung). De kleine steden, die zich lieten vertegenwoordigen door naburige grote steden, heetten middellijke Hanzesteden. Steunpunten voor de handel waren de Hanzekantoren, waar de kooplieden in bepaalde stadswijken bijeen woonden onder eigen bestuur en rechtspraak: in Londen de Steelyard, in Nowgorod, St. Peters hof, in Bergen (Noorwegen) Die deutsche Brücke en in Brugge het Huis der Oosterlingen. In de 15e en 16e eeuw verviel de Hanze: de commerciële ondernemingsgeest maakte deels plaats voor een renteniersmentaliteit: de vereniging van Denemarken, Noorwegen en Zweden in de Unie van Kalmar (1397) was een politieke tegenslag: achteruitgang van Brugge, haar belangrijkste steunpunt in West-Europa; concurrentie van de Ned. en Engelse vrachtvaarders: verlegging van het maritieme zwaartepunt naar de Atlantische Oceaan na de ontdekkingsreizen met ernstige gevolgen m.n. voor de Oostzeesteden: het opkomende absolutisme en het mercantilisme deden verschillende handelsprivileges te niet: het zich verplaatsen van de haring van de kusten van Zuid-Zweden naar de Noordzee: verval van het keizerschap in Duitsland, waardoor geen centraal gezag meer achter de Hanze stond.

Tn de 17e eeuw werd het verval volkomen, mede ten gevolge van de Dertigjarige Oorlog: op de laatste Hanzedag (1669) kwamen nog slechts zes steden. Wel hadden Bremen, Hamburg en Lübeck zich ondertussen nauwer gelieerd (1630): deze steden bleven de naam Hanzesteden voeren.

Litt. P.A.Meilink. de Ned. Hanzesteden tot het laatste kwartaal der 14e eeuw (1912): W.Vogel. Kurze Gesch. der deutschen Hanse (1915): F.Rörig. Vom Worden und Wesen der Hanse (1943): D.Schafer. Die deutsche Hanse (1943); K.Pagel, Die Hanse (1952): P.Dollinger.

La Hanse. 12me-17me siècles (1964; Ned. vert. 1967): W.J.Alberts. De Nederlandse Hanzesteden (1969): K.E.OIechnowitz. De Hanze in de Tachtigjarige Oorlog (in: SH, 1970): K.Spading. Holland und die Hanse im 15. Jahrh.

(1973): J.E.A.L.Struick, De Hanze en de Nederlanden (in: SH, 1974, met Litt.);