Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Procopius

betekenis & definitie

1) grieksch geschiedschrijver uit Cesarea in Palestina, hield eene school voor rhetorica te Constantinopel, vergezelde Belisarius als geheimschrijver naar Azië, Afrika en Italië, werd senator en prefect van Constantinopel 562, en stierf 565. Men heeft van hem verscheidene historische werken, het best uitgegeven door Dindorf (3 dln.

Bonn 1833—38).2) uit Gaza, uit dien hoofde bijgenaamd Gazceus, gest. 527 als leeraar der redekunde, schreef commentariëu op het Oude Testament.
3) bijgenaamd de Groote, ook wel de Geschorene (nzsits) bijgenaamd, omdat hij eerst monnik geweest was, vatte bij den aanvang van den Hussieten-oorlog de wapenen op in hun belang, was adjudant van Ziska.werdna diensdoodaanvoerderder Taborieten (1423), en voerde met zijnen onderbevelhebber (P., bijgenaamd de Kleine) eenen verdelgenden oorlog (1423—34): van al de vijandelijke invallen, die hij in Dnitschland deed, is de gedenkwaardigste die van 1430, toen hij eenen verbazend rijken buit wegtnalde. In 1431 bevocht hij de overwinning van Tauss op de Keizerlijken. Zijne kracht en vlugheid waren zoo gevreesd, dat menigmaal zijne persoonlijke verschijning alleen voldoende was om den vijand op de vlucht te drijven. In 1433 verscheen hij op het concilie van Bazel. In 1434 eindelijk (30 Mei) sneuvelden de beide Procopiussen bij Lipan, in de nabijheid van Böhmischbrod, in den strijd tegen de Calixtijnen.

< >