lat. Prafcclus, een titel van verscheidene romeinsche ambtenaren; het meest bekend zijn de P. van Rome en de P. van het Pretorium.
1) P. van Rome, Prcefectus Urbi, eene door Romulus ingestelde waardigheid, afgeschaft omstr. 366 v. Chr. (bij de instelling van het pretorschap), vervolgens hersteld door Augustus, had het toezicht op politie en justitie. De P. verving de koningen, de consuls of de keizers bij hunne afwezigheid. Onder de koningen en consuls werd de P. slechts benoemd voor eenen tijd, onder de keizers voor levenslang: dit ambt bestond tot op den ondergang van het keizerrijk (476).
2) P. van het Pretorium, Pra’feclus Prteforio. Deze waardigheid, ingesteld door Augustus, hield in het Westersch-romeinscbe rijk stand tot op den ondergang des rijks. Aanvankelijk waren er twee; door Tiberius werd bepaald, dat er slechts een P. zou zijn; Commodns herstelde het dubbeltal, en Diocletiaan bracht door de deeling des rijks hun aantal op vier. Aanvankelijk waren zij aanvoerders der pretorianen (keizerlijke garden); doch van lieverlede werden hunne bevoegdheden uitgebreider, en op het laatst hadden zij bijna al het gezag in handen: in de 2e en 3e eeuw bezaten zij meer macht dan de keizer, zij gaven het keizerrijk aan wien zij wilden, en behielden het somwijlen voor zich zelven. Constantijn beperkte hunne macht tot het burgerlijke, doch gaf aan ieder hunner het bestuur over een vierde gedeelte van het rijk, dat reeds in 4 groote prefecturen ingedeeld was; aan den titel »Praefectus Prarlorio" werden toen toegevoegd de woorden per Gallias, per lllyricum, per llaliam of per Orientem.