Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Kruistochten

betekenis & definitie

Onder dezen naam verstaat men inzonderheid de krijgstochten, die onder de begunstiging van den paus door verscheidene christen-vorslen en edellieden uit Europa ondernomen werden tusschen het laatst der 11e en het einde der 13e eeuw, ten einde Palestina te veroveren en de macht van het Mahomedanismus te fnuiken. Intusschen is de naam van K. ook wel gegeven aan andere krijgstochten, die ten doel hadden de uitroeiing of de door middel van het zwaard bewerkte bekeering van met-Christenen en ketters (bijv. de heidensche Pruisen en de Albigenzen).

Wij hebben hier echter slechts te doen met de K. naar het Heilige Land. Een eerste tocht van dien aard werd ondernomen ten gevolge van de predicaliën van Petrus van Amiens (1Ó94); doch aaugezien men daarbij te werk ging zonder doordacht plan, zonder vooraf genomene verstandige maatregelen, was deze kruistocht niet veel meer dan eene dollemans-onderneming, die reeds volkomen mislukt was toen men Klein-Azié bereikte, en die dan ook niet onder de eigenlijke K. wordt medegeteld. De eerste goed-georganiseerde kruistocht werd 1096 ondernomen onderaanvoering vanGodfried vanBouillon,ondersteund door den franschen, normandischen en nederlandschen adel. Behalve Godfried, die aan het hoofd stond, zien wij bij dien tocht als aanvoerders: zijne broeders Euslatius en Boudewijn; wijders Hugo van Vermandois, Robert II (hertog van Normandie), Boëmond (prins van Taranto) en zijn neef Taucred van Apulië, en Raymond van Toulouse. De gewichtigste momenten uit dezen eersten der K. zijn: de slag van Dorylea (1097), waarin aan de Musuimannen eene totale nederlaag toegebracht werd, de verovering van Nicea en van Edessa (1097), van Anliochie (1098), en van Jeruzalem (15 Juni 1099). Door de Kruisvaarders (zie dat art.) werd Jeruzalem verheven tot een Christen-koningrijk, en Godfried van Bouillon met het koningschap bekleed; doch hij stierf reeds in het volgende jaar (1100). Edessa was door de Kruisvaarders tot een afzonderlijk prinsdom verheven (onder Godfried’s broeder Boudewijn); zoo ook Tiberias (onder Tancred van Apulie) en Laodicea (onderRaymond van Toulouse). Middelerwijl volgden nog nieuwe zwermen Kruisvaarders, eerst uit Duitschland onder Welf van Beieren, vervolgens ook uit Italië en uit Frankrijk; doch die allen gingen te niet door de trouweloosheid der Grieken en door het zwaard der Turken, welke laatste zich in 1144 ook weder meester maakten van Edessa, hetgeen voor paus Eugenius III eene aanleiding werd tot het uitschrijven van den Tweeden Kruistocht, die gepredikt werd door Bernard van Clairvaux (den heiligen Bernardus), en waartoeFrankrijk’s koningLodewijk VII en Duitschland’s keizer Koenraad III werden gewonnen (1147). Niets dan tegenheden ondervonden die beide vorsten in hunne onderneming; desniettegenstaande waren zij 1148 op het punt Damascus te vermeesteren, toen de tweespalt uitbrak onder de edellieden die hunne legers aanvoerden, waarvan het gevolg werd, dat de geheele krijgstocht mislukte, en de beide monarchen onverrichterzake naar Europa terugkeerden (1149). In 1187 werd Jeruzalem veroverd door Saladijn, waarop paus Clemens III den Derden Kruistocht liet prediken door Wilhelmus, aartsbisschop van Tyrus. Daarop toog keizer Frederik I met een leger naar het Heilige Land (1189); de koningen Filips August van Frankrijk en Richard Leeuwenhart van Engeland begaven zich (1191) insgelijks ieder met een leger derwaarts; doch de uitslag van dezen tocht beantwoordde geenszins aan de algemeene verwachting. De armee van den keizer werd nagenoeg geheel vernietigd in Azië,«en hij zelf verdronk in den Calycadnus (1190). Tusschen de beide koningen broeide een naijver, die openlijk uitbrak na de bemachtiging van St.-Jean-d’Acre. Reeds spoedig daarna keerde Filips August naar Frankrijk terug (1191); en al de heldenmoed van Richard Leeuwenhart verschafte hem geen ander resultaat, dan dat hem door den hoogharligen Saladijn een wapenstilstand voor een tijdperk van drie jaren toegestaan werd. — Onder paus Innocentiuslll predikte Foulques (Fulco) van Neuilly den Vierden Kruistocht (1202), waaraan deelgenomen werd door Boudewijn IX (graaf van Vlaanderen), Bonifacius II (markies van Montferrat), en Hendrik Dandolo (doge van Venetië). De armee der Kruisvaarders kwam echter niet verder dan Constantinopel, verdreef daar den Iroon-overweldiger Alexius Angelus (1203), en plaatste Alexius den Jonge op den troon; maar in het volgende jaar werd Constantinopel door de Kruisvaarders ontweldigd aan Ducas Murtzuphlus, en hunne aanvoerders deelden onderling het Grieksche rijk: Boudewijn ontving den titel van keizer. Daar deze tocht dus 1204 eindigde zonder het eigenlijke doel (Palestina) bereikt te hebben, wordt hij door velen niet onder de K. medegerekend. Onder paus Honorius 111 zag men 1217 den Vijfden Kruistocht ondernemen (of den Vierden, als men den vorigen niet medetelt). Aan het hoofd stonden Jan van Brienne, die den titel voerde van koning van Jeruzalem, en Andreas II, koning van Hongarije. Laatstgenoemde zag zich echter reeds spoedig door den opstand zijner magnaten genoopt terug te keeren naar Hongarije, waarop de kruistocht werd voortgezet (1218) door graaf Willem van Holland. In 1219 werd Damiette veroverd, dat echter reeds in 1221 weder verloren ging. Nu werd door den paus met den meest mogelijken aandrang, en met alle kracht, tot het ondernemen van eenen Zesden Kruistocht (of Vijfden, zie boveu) aangedrongen bij keizer Frederik 11, die 1228 naar het Heilige Land toog, en althans zooveel uitwerkte dat er een tienjarig bestand werd gesloten, en dat Jeruzalem hem zonder slag of stoot door sultan Meledin werd overgeleverd, zoodat de heilige plaatsen zich wederom in handen der Christenen bevonden. Den Zevenden Kruistocht (of Zesden, zie boven) ondernam in 1248 Lodewijk de Heilige van Frankrijk, die daarbij voornamelijk het oog had op de verovering van Egypte. Hij bemachtigde Damiette, en bevochtzelfs eene overwinningaan de Massouri (1250); doch doordien de pest in zijn leger uitbrak, was hij genoodzaakt te wijken, en viel zelf in handen van den vijand. Slechts tegen eenen zeer hoogen losprijs werd hij aan de vrijheid teruggegeven, bracht toen vier jaren in Palestina door, waar hij eenige plaatsen liet versterken, en keerde naar Frankrijk terug 1254, na den dood van zijne moeder, koningin Blanche, die gedurende zijne afwezigheid de teugels van het bewind had gevoerd als regentes des rijks. Eenige jaren later reeds ondernam hij den Achtsten Kruistocht (of Zevenden, zie boven) vergezeld van zijne jlrie zonen en van prins Eduard van Engeland. Hij richtte zijne strijdkrachten tegen Tunis, volgens sommige geschiedschrijvers in de hoop om den vorst van die stad, Mohammed Mostanser, tot het Christendom te brengen; doch hij bevond zich nauwlijks voor die stad, of hij werd door eene besmettelijke ziekte aangetast, en door den dood aan zijn leger ontrukt. Karel van Anjou, die hem achterna was gekomen, plaatste zich nu aan het hoofd der troepen (1270); hij behaalde eenige voordeelen, noodzaakte Mohammed de kosten van dezen oorlog te betalen, en keerde toen naar Frankrijk terug. — Het duurde nu niet lang of de Christenkolonièn, door de Kruisvaarders in 't Oosten gesticht, gingen weder teniet; en met St.-Jean-d’Acre viel 1292 de laatste reste van der Christenen gezag in die streken, en geheel Palestina was weder in de macht der Ongeloovigen.

< >