Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Paus

betekenis & definitie

het geestelijk opperhoofd der Roomschkatholieke Kerk, noemt zich opvolger van den heiligen Petrus en Stedehouder van Jezus Christus. De naam P., afkomstig van het laüjnsche woord Papa, d. i.

Vader, was aanvankelijk de eeretitel van alle bisschoppen; eerst sedert Gregorius Vil (1073) wordt hij uilsluitend gedragen door den bisschop van Rome. Als opperhoofd der Kerk oefent de P. de hoogste kerkelijke macht uit, handhaaft de canons of kerkelijke voorschriften, roept conciliën bijeen, bekleedt daarin het voorzitterschap, en bekrachtigt de door zoodanige kerkvergaderingen genomene besluiten ; hij benoemt de kardinalen en de bisschoppen, is heer en meester om geestelijke orden te stichten, te bevestigen of op te heffen naar zijn welbehagen ; zorgt voor de handhaving van de leerstellingen der Kerk en van de kerkelijke tucht, bekrachtigt of verwerpt de leerstukken der Kerk; spreekt den banvloek uit en heft dien op, verleent dispensatiën, aflaten, enz. In de eerste eeuwen van het Christendom bezat de P. enkel geestelijke macht, en was in het wereldlijke de onderdaan van den keizer. Reeds door Constantijn werd de P. rijk begiftigd; doch eerst in de 8e eeuw begon de P. ook wereldlijk gezag uit te oefenen. Na de Longobarden verslagen te hebben, schonken Pepijn de Korte (753) en Karel de Groote (775) aan den P. een gedeelte van de door hen veroverde landen (het exarchaat Ravenna, de Pentapolis, vervolgens het Perugiaansche en het hertogdom Spoleto): daardoor werd de P. ook een wereldlijk vorst, ofschoon steeds onderhoorig blijvende, eerst aan de frankische koningen, daarna aan de duitsche keizers. Vooral door de schenking van markgravin Mathiide (zie het art. PATRIMONIUM PETRI) werd het grondgebied van den P. als wereldlijk vorst aanmerkelijk vergroot (1077); doch de eerste, die geheel en al onafhankelijk als zoodanig optrad, was Innocentius 111 (1198). De P. draagt eene drievoudige kroon (tiara) als symbool van de drievoudige macht, welke op zijn hoofd is vereenigd, nl. als opperhoofd der Laüjnsche (Roomsche) Kerk, als bisschop van Rome, en als wereldlijk vorst van den Kerkdijken Staat; in de hand houdt hij twee sleutels (een gouden en een zilveren), welke genoemd worden de sleutels van den heiligen Petrus. Aan het kiezen van eenen P. nam in vroegere eeuwen ook het volk deel; in de 10e eeuw kwam dat kiesrecht in handen van den romeinschen adel, en tot 1198 werd op de verkiezing tot P. de goedkeuring en bekrachtiging des keizers vereischt. In 1059 gaf Nicolaas II het recht om eenen P. te kiezen uitsluitend aan het collegie van kardinalen. Bij den dood van eenen P. werd zijne waardigheid tijdelijk bekleed door den kardinaal-camerlengo, bijgestaan door eenen kardinaal-bisschop, eenen kardinaal-priester en eenen kardinaal-diaken: deze interimaire waarneming duurt tot het oogenblik, waarop de nieuwe P. gekozen is. Tien congregatiën der kardinalen maken de noodige toebereidselen voor betverkiezingswerk. Kiesbaar is slechts een geboren Italiaan, die niet dooreen der vreemde hoven tot de kardinaalswaardigheid is voorgesteld, die met geen der regeerende vorstenhuizen in bloedverwantschap staat, en die den leeftijd van 55 jaren bereikt heeft. Oostenrijk, Frankrijk en Spanje hebben het recht te protesteeren tegen het verkiezen van eenen kardinaal, wiens verkiezing als waarschijnlijk te voorzien is. Eenmaal gekozen, wordt de verkorene met al de insigniën van het pauselijk gezag bekleed, waarop hij aan het collegie van kardinalen zijnen zegen geeft; vervolgens wordt de keus aan het volk bekend gemaakt door den eersten kardinaal-diaken; en de nieuwe P. wordt naar de St.-Pieterskerk gedragen, waar hij, na de huldiging der kardinalen ontvangen te hebben, voor de eerste maal zijnen zegen geeft aan het volk. Zie verder het art. PAUSEN.