Gepubliceerd op 14-06-2022

Neus

betekenis & definitie

Nasus, het boven de mondholte in het gelaat vooruitstekend deel, dat de zetel is van het zintuig van den reuk. De uitwendige N. bestaat uit den neuswortel, den neusrug, de punt van den N. en de neusvleugels.

Aan de ondervlakte van den N. zijn twee ovale neusgaten, welke door een tusschenwand van elkander gescheiden zijn. Het bovenste neusgedeelte wordt door de neusbeenderen, het onderste door de neuskraakbeenderen gesteund, en evenzoo bestaat de tusschenwand achter uit been — het ploegschaarbeen (vomer) en een deel van het zeefbeen — en voor uit kraakbeen (kraakbeenig neustusschenschot). De inwendige N. of neusholte (cavilas narium) heeft een zeer samengestelden vorm, waaraan 11 beenderen deelnemen, n.l.: het voorhoofdsbeen, het zeefbeen, het wiggebeen, de traanbeenderen, de neusbeenderen, de bovenkaaksbeenderen en verhemeltebeenderen. Door het ploegschaarbeen en de loodrechte plaat van het zeefbeen wordt zij in twee gelijke helften verdeeld; in ieder daarvan zijn weder drie neusschelpen (conchae narium), waarvan de beide bovenste gedeelten van het zeefbeen, de onderste daarentegen zelfstandige beenstukjes zijn. Door deze schelpen wordt de neusholte verdeeld in een onderste, middelste en bovenste neusgang. In deze gangen komen eenige openingen uit, waardoor de neusholte in verbinding staat met eenige andere holten, n.l. in de bovenkaak (antrum Highmori), in het zeefbeen (zeefbeencellen) en in het voorhoofdsbeen (sinus frontalis); dit zijn de z.g. bijholten van den neus, die van hieruit geïnfecteerd kunnen worden en dan door etterige ontsteking aanleiding kunnen geven tot langdurige en ernstige bezwaren.De voorste opening der neusholte heeft na het wegnemen der weeke deelen een peervormige gedaante; de achterste openingen (choanae) zijn hoekig en komen in de keel uit. Ook staat de neusholte door de zeefplaat van het zeefbeen met de schedelholte in gemeenschap, en wel door middel van kleine gaatjes; verder met de oogholte door het traankanaal en met de mondholte eveneens door een nauw beenkanaal. De geheele holte is door een slijmvlies, het reukvlies, bedekt, waarin ook de uiteinden van de reukzenuw liggen. Tevens verbreidt zich daarin een tak van het vijfde hersenzenuwpaar, welke de overige gevoelsprikkels opneemt en geleidt. De eigenlijke bestemming van den N. is om als orgaan van den reuk te dienen; zijn inwendige oppervlakte is door het tusschenschot en de neusschelpen door vele plooien vergroot, zoodat de in de lucht zwevende riekende stoffen met de grootst mogelijke oppervlakte in aanraking komen en zoo haar werking tot stand brengen. Bovendien is de neusholte het begin der ademhalingswegen.

Verder heeft de vorming van den N. grooten invloed op de stem en de spraak; het spreken door den neus behoort tot de stoornissen in de spraak (nasale spraak). De vorm van den uitwendigen N. is zeer kenmerkend voor de gelaatsuitdrukking; het ontbreken van den neus is een zeer ontsierende afwijking. Wanneer dan ook door lupus, syphilis, verwondingen etc. een deel van den N. is vernield, wordt dikwijls overgegaan tot kunstmatige vorming van een N. (rhinoplastiek). In Indië, waar het afsnijden van den N. tot de gebruikelijke straffen behoorde, was sinds lang een methode bekend, om dit verlies eenigermate te herstellen; deze bestaat hierin, dat men van het voorhoofd een lap huid lossnijdt en naar beneden omslaat. Bij de nieuwere methode bindt men den bovenarm aan het hoofd vast, en snijdt een lap uit den arm, die aan het overschot van den N. wordt vastgenaaid, en eerst geheel van den bovenarm wordt gescheiden, wanneer hij op den neus is vastgegroeid.