Synoniemen zoeken
Synoniem van neus
Synoniem van 'n ander trefwoord

Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
neus
neus - vooruitstekend deel van het gezicht, waar het reukorgaan zetelt. Informeel: snufferd, zeer informeel snotkoker. Iemand met een grote neus heeft in informeel taalgebruik een gok of een grote of flinke voorgevel. De punt van een wipneus is wat naar boven gericht. Een arendsneus of haviksneus is gebogen en lijkt enigszins op de snavel van deze roofvogels. Een geprononceerde neus (als) van een jood wordt een jodenneus genoemd. Overmatig drankgebruik leidt tot een drankneus, bitterneus, bourgonjeneus, jeneverneus of karbonkelneus. Wie verkouden is, heeft een snotneus of loopneus, die steeds dun vocht afscheidt. Uit een druipneus druipt het vocht naar beneden.

Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
neus
neus - zelfstandig naamwoord
1. orgaan waarmee je ruikt
♢ Theo heeft een bril op zijn neus
1. je neus stoten
[afgewezen worden]
2. je neus ervoor ophalen
[het minderwaardig vinden]
3. hem met zijn neus op de feiten drukken
[laten zien hoe het werkelijk zit]
4. de neuzen tellen
[tellen hoeveel mensen er zijn]
5. er met je neus bovenop staan
[er vlakbij staan]
6. met je neus kijken
[niet goed zoeken]
7. uit je neus zitten eten
[niets doen]
8. je neus in de wind steken
[ergens trots op zijn]
9. op je neus kijken
[teleurgesteld zijn omdat het tegenvalt]
10. overal zijn neus in steken
[zich overal mee bemoeien]
11. een frisse neus halen
[bij koud weer buiten lopen]
12. geen knip voor zijn neus waard zijn
[nergens goed voor zijn, nergens voor deugen]
13. m'n neus!
[kom nou, dat is onzin]
14. iemand bij de neus nemen
[hem voor de gek houden, bedriegen]
15. dat komt me de neus uit
[daar heb ik schoon genoeg van]
16. iemand iets door de neus boren
[niet betalen wat men hem schuldig is]
17. plotseling voor iemands neus staan
[hem onverwacht ontmoeten]
18. de deur voor zijn neus dichtdoen
[terwijl hij er vlak voor staat]
19. dat gaat je neus voorbij
[daar krijg je niets van]
20. iemand iets onder de neus wrijven
[hem vertellen wat hij verkeerd deed]
21. dat zal ik je niet aan je neus hangen
[niet vertellen]
22. iets langs zijn neus weg zeggen
[terloops, alsof het niet belangrijk is]
23. doen alsof je neus bloedt
[alsof je van niets weet]
24. zijn neus krult
[hij is blij over een compliment]
25. iemand de pen op de neus zetten
[hem waarschuwen dat hij zich beter moet gedragen]
26. alle neuzen wijzen dezelfde kant op
[iedereen heeft dezelfde mening]
27. bleek om de neus worden
[ergens heel bang voor zijn]
28. niet verder kijken dan je neus lang is
[niet goed nadenken]
29. iemand iets door de neus boren
[verhinderen dat hij het krijgt]
30. met de neus in de boter vallen
[het goed treffen]
31. het deksel op je neus krijgen
[gestraft worden als je te begerig bent]
32. het ligt voor je neus
[vlak voor je]
33. iemand de pin op de neus zetten
[zo onder druk zetten dat hij gehoorzaamt]
34. dat is een wassen neus
[stelt niets voor]
35. het neusje van de zalm
[het fijnste, het beste]
2. het vermogen om te ruiken
♢ hij heeft een goede neus voor bedorven voedsel
1. een fijne neus voor iets hebben
[intuïtief iets opmerken]
2. een scherpe neus hebben
[goed kunnen ruiken]
Zelfstandig naamwoord: neus
de neus
de neuzen
het neusje
Synoniemen
gok