Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

Gepubliceerd op 17-08-2018

gast

betekenis & definitie

Een minder ordinaire benaming voor een patiënt, hulpzoeker (bijvoorbeeld een drugsverslaafde) of ontvanger van welzijnszorg. Enigszins vergelijkbaar met cliënt*. Het woord klinkt alleszins positiever dan patiënt of hulpzoeker omdat het nergens suggereert dat de betrokkene afhankelijk is.

Daar is Frans Koopmans, werkzaam bij De Hoop, een stichting voor evangelische verslavingszorg in Dordrecht, het helemaal mee eens. Zijn standpunt staat lijnrecht tegenover dat van Cohen. Bij De Hoop, waar de hulpzoekenden ‘gasten’ worden genoemd, vinden ze dat er juist gekeken moet worden naar degenen die buiten de boot vallen.

Elsevier, 02-12-2000

gastarbeider

Buitenlandse arbeider die niet de nationaliteit bezit van het land waarin hij werkt; later meer algemeen in de zin van ‘vreemdeling’. De term werd opgenomen in het Winkler Prins Jaarboek 1969, in de rubriek ‘Nieuwe woorden in onze taal’. Het eerste deel van het woord suggereert dat de arbeider maar tijdelijk in ons land verblijft. Door het opdoen van werkervaring zouden deze vreemdelingen eerder bereid zijn naar hun land van herkomst terug te keren. Zo dacht men tenminste. Aanvankelijk was gastarbeider dan ook een uitstekend eufemisme voor iemand die in feite een immigrant is maar geen immigrant mag heten. Nederland en België willen immers niet graag immigratielanden genoemd worden. Tegenwoordig wordt het woord niet echt meer als eufemisme aangevoeld. Integendeel, het roept slechts wrevel en minachting op want het moet toch een zeer naïeve gedachte geweest zijn om de naar hier gelokte mensen na gedane arbeid terug naar hun land te kunnen sturen. Bovendien is het eerste lid van deze samenstelling, ‘gast’, wel erg huichelachtig te noemen. Daar waar wij de nogal denigrerende benaming ‘arbeider’ al lang vervangen hebben door ‘werknemer’, zet die positieve trend zich niet door in onze naamgeving voor vreemdelingen. Het woord ‘gastwerknemer’ bestaat immers niet. Politiek correcte benamingen zijn wel: medelander* en nieuwkomer*. Zie ook allochtoon* en migrant*.

Gastarbeider, buitenlander die hier een rotbaantje opknapt, in ruil waarvoor hij slecht behuisd en uit bars geweerd wordt.

Rouke G. Broersma, Recht voor z'n raap. Jargonboek voor hippe en andere vogels. 1970

Soms zie je de gastarbeiders in hun blauwe overalls met bezems in de hand in een groepje bij elkaar staan, altijd glimlachend tegen de zusters, die hard Hollands tegen hen praten in de verwachting dat ze dat verstaan zouden als ze er niet te lui voor waren.

Renate Rubinstein: Tamarkolommen en andere berichten. 1973

Ondanks dat is er de laatste tien, vijftien jaar weinig aan de positie van Turkse Nederlanders veranderd. De Nederlandse gemeenschap ziet ons nog steeds als ‘gastarbeiders’.

Trouw, 05-06-99