Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

PREDIKANT

betekenis & definitie

Predikantengeslachten. Verschillende families hebben een groot aantal in Frl. werkzame P.en geleverd.

Sommige geslachten zijn lang uitgestorven, andere bloeien nog.Te noemen zijn: Acronius, Adama, Brink, Brouwer, Bruining, Cannegieter,Couperus, Faber, Florison, Van Griethuysen, Hachting, Laurman, Lemke, Nauta, Noordbeek, Offerhaus, Ovemey, Reddingius, Reen, Reneman, Schotanus, Snethlage, Sylvius, Thoden v. Velzen,Van der Tuuk, Vomelius, Wassenaar, Wesselius.

Zie: Romein, Naamlijst; E. A. v. Beresteyn, Genealogisch Repert. (Den Haag 1948).

Predikantenleven. Classes en synode der geref. kerk zagen van den beginne toe op leer en leven hunner P.en. De P.-taak omvatte: preken, catechiseren aan jong en oud, huisbezoek, administratie; niet: lijkpredikaties. Meestal had de P. bijbaantjes (dijksvolmacht, dorpsontvanger, scheepsbouwer, turfgraver, rector, dokter, boer). De kerk vroeg gestudeerde P.en, maar aan de studie haperde veel. De toenmalige gewoonten en de lage traktementen veroorzaakten dronkenschap, onzedelijkheid en oneerlijkheid.

De tuchtzaken in de acta zijn vele. Tijdens de Republiek stond er elk jaar wel een P. onder censuur: tweederde der tuchtzaken betreft dronkenschap, één vierde ontucht.

Dat de gemeente op dit alles, en ook op zich zelf, een nuchtere kijk had, blijkt uit gezegden als: ‘Men sjocht de domenys net fierder as oan ’e mul ta’ (Men ziet de dominees niet verder dan tot het middel); ‘It is mei de domenys: de büse ticht en de hân oan ’e hoed’ (Het is met de dominees: de beurs dicht en de hand aan de hoed); ‘Domenys binne wriuwpeallen, dêr’t it kristlike fé de rudige hûd oan rost’ (Dominees zijn wrijfpalen, waar het chr. vee de schurftige huid aan schuurt); ‘Hwa’t de domenys en de froulju tsjin hat, sil faek de skinen stjitter (Wie de dominees en de vrouwen tegen zich heeft, zal vaak de schenen stoten).

Bij alle feitelijke kritiek van de kerkelijke overheden, bij alle stekeligheid onder het kerkvolk bedenke men dat in de acta uiteraard het normale, het goede en zeer goede weinig ter sprake komt. zie Dominee, Emeritaat, Kerk.

Zie: Cuperus, Kerkelijk leven 1, 135-212.

Predikantenlijsten. Tussen 1751-66 gaf de Leeuwarder drukker Pieter Koumans zes classicale Naamlijsten van Fr. herv. P.en uit. zie Coumans.

Het zijn: Lwd. door M. Laurman (1751); Bolsward-Workum door H. Grevenstein (1751); Sneek door H. Reinalda (1751); Franeker door A. Greydanus-Joh. Heringa (1761); Zevenwouden door Jac.

Engelsma (1763); Dokkum door W. Columba-A. G. Dreas (1766). Deze lijsten zijn o.a. door E. M. v.

Burmania van hs.-aantekeningen voorzien en werden gebruikt door T. A. Romein voor zijn Naamlijst (1886), met aanvullingen van S. D. v. Veen (1892).

Predikantsberoeping. Geschiedde tijdens de Republiek op het Fr. platteland door de geref. bezitters van schotschietende huizen en ploeggangen, en dus niet door de lidmaten of kerkeraad.

Deze situatie, waarbij elderswonenden soms grote invloed hadden, bleef ondanks het verzet der kerk tegen deze ‘politieke’ benoemingen tot de opheffing van het floreenstelsel (1879) (2 Floreen). De kerk kon alleen tegen de roomse of menniste landheren ageren. De grietman bereidde het beroep voor. Draalde hij, dan spoorde de classis aan. De dorpsrechter moest aanwezig zijn. De vergadering werd door klokklipping aangekondigd.

Combinaties gaven vaak moeilijkheden wanneer het ene dorp A beriep en het andere B. Adellijke families stonden vaak fel tegenover elkaar. Kleine dorpen konden de grote overstemmen. In de steden benoemden kerkeraad en magistraat samen, waaruit eveneens moeilijkheden voortkwamen (zie Blom, C.). Kuiperij kwam dikwijls voor, ook simonie genaamd.

Na de beroeping werd approbatie bij de classis aangevraagd. De bevestiging had, nadat dimissie was verzocht en verkregen, plaats door meestal twee P.en, namens de classis afgevaardigd. Het was een vreugdedag, ook een dag van kostbare maaltijden en I, 110-134. Predikantstraktementen. Door de verwarring in en na 1580 ging veel kerkegoed verloren, zie Hervorming. Dit is één van de redenen, dat de traktementen steeds laag zijn geweest.

Het minimum-P.s-traktement bleef van 1584-1684 ƒ 300 p. j. In 1667 e.v. jaren is er bittere armoe geleden. Zelfs zijn toen P.en wegens belastingschuld gevangen gezet. In 1694 werd het traktement ƒ 450, in 1764 eindelijk ƒ 500. De aanvullingen (suppletietraktementen) kwamen uit ’s lands kas, maar ze gingen gepaard met verkoop der pastoralia (1762-64), waarvan vele ‘nouveaux riches’ hebben geprofiteerd. In 1796-97 kwam het weer tot gedwongen verkoop.

De lage traktementen weerhielden velen van het ambt. Hieruit volgde dat een predikant te lang in het ambt bleef (zie Abrahami, A.), dat halfgeschoolden werden toegelaten, dat de combinatieplaatsen en de bijbaantjes vele waren. K., J. J.

Zie: Cuperus, Kerkelijk leven 1, 213-225.