Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

SCHOTANUS

betekenis & definitie

Geslacht van predikanten en professoren, afstammend van Berend Gales, kort na 1500 boer te Oudeschoot.

Een tak schijnt in nederige omstandigheden nog te bloeien, naast andere, waarop de naam in vrouwelijke lijn is overgegaan. De meeste huidige naamdragers behoren tot andere geslachten.

Zie: W. Tsj. Vleer, Genealogie S. (1953); Aldfaers erf, orgaan S.stichting (1955-); Jierb. Gen. Wurkforbân (1957), 25.

—, Bernardus, jurist (Franeker 7.10.1598-Leiden 5. 10.1652). Advocaat te Lwd., hoogl. te Franeker (1624), te Utrecht (1635, tevens in wiskunde; eerste rector magnificus), te Leiden (1641). Gezocht juridisch adviseur; zijn werken zijn lang gebruikt.

Zie: Boeles i, 2de dl., 122-125.

— à Sterringa, Bernardus, cartograaf (Franeker ca. 1639-Lwd. 1704). Zoon van Chr. S., studeerde te Franeker letteren, filosofie en vooral medicijnen en mathesis.

Vestigde zich als arts te Lwd.; maakte met zijuhelpersS. A. Haacma, S. Gravius e.a. de grietenijkaarten van 1664 en de atlas van 1698, waarop die van 1718 voortbouwt (zie Halma, F.). Vond ook een nieuwe watermolen uit.

Zie: Vr. F. XLII (1955), 37-87.

— (à Sterringa), Christianus, historicus (Schingen 16. 8.1603-Franeker 12.11.1671). Opgeleid voor predikant, hoogl. te Franeker in het Grieks (1639), in de kerkgeschiedenis (1644-64).

Schreef vele boeken. De geschiedenissen, kerckelijck ende wereldtlijck van Frl. Oost ende West (1658) en Beschrijvingc van de Heerlijckheijdt van Frl (1664) worden nog steeds gebruikt. —y Hogeschool.

Zie: Boeles 1, 2de dl-, 167-171; Wumkes, Paden ui, 162-169,182-185; Fr. Jierb. (1941), 117-121; I. H. xxxi (1953), 202-206; Leeuw. Cour. (16.8.1953).

—, Henricus, jurist (Oudeschoot 1.5.1548-Franeker 22.1.1605). Pedagoog van de Groningse familie Jarges, daarna van Joh. Coenders tijdens diens studie in Leuven, Douai en Orléans.

Corrector aan de drukkerij van Plantijn te Antwerpen, advocaat aan het Hof en prelector van de Instituten te Lwd. (1584), eerste juridisch hoogl. te Franeker (1585); had daar veel invloed, maar zijn brieven aan J. Saeckma staan vol klachten over het gedrag der studenten. Zie: Boeles 1, 2de dl., 40-44.

— à Sterringa, Johannes, classicus (Franeker ca. 1:643-5.5.1699). Zoon van Chr. S., studeerde te Franeker en werd daar rector (ca. 1670). Benoemd tot hoogl. in de filosofie (1678). Dichtte in het Latijn. Zie: Boeles 1, 2de dl., 276-279; Galama, Wijsg. Onderwijs, 116-124. —, Meinardus, theoloog (Franeker 13.10.1593Utrecht 6.4.1644). Zoon van H. S. Predikant te Britsum (1616), waar hij voor ca. 20 beroepen bedankte; hoogl. en academieprediker te Franeker (1626), predikant te Lwd. (1632), weer hoogl. te Franeker (1636), te Utrecht (1637). Was van de praktische, catechetische richting, in de geest van G. Amesius. Zie: Boeles 1, 2de dl., 131-135.
—, Petrus, schilder (Dronrijp 1601-Lwd. vóór 1675). Burger van Lwd. (1638), komend van Britswerd. Schilderde Vanitas-stillevens. Werk in Fr. Museum. Zie: Kunsthist. Med. in (1948), 56-58; 125ste versl. Fr. Gen. (1953).