Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

AFSCHEIDING

betekenis & definitie

De scheuring in de Herv. kerk, ontstaan in 1834, toen ds. H. de Cock te Ulrum in conflict kwam met de kerkelijke besturen wegens het dopen van kinderen uit andere gem. en het schrijven van een brochure.

De oorzaken lagen evenwel dieper. Reeds in de vorige eeuwen waren er tegenstellingen tussen de strenge gereformeerden en de moderaten, in Frl. wel ‘fijnen’ en ‘groven’ genoemd (moeilijkheden bijv. te Oenkerk in de 18de eeuw).

In de 19de eeuw ging het vooral over de handhaving van de drie Formulieren van Enigheid, de kerkelijke organisatie van 1816, de proponentsformule en het verplicht zingen der evangelische gezangen.Vóór 1834 kreeg De Cock al een grote toeloop uit Frl. Na zijn schorsing in 1834, scheidde hij zich met zijn kerkeraad en gem. af van'de valsche kerk’. Deze daad wekte sympathie ook in Frl. bij zijn aanhangers. De eerste afgescheiden gem. werd 21.6.1835 te Burum gesticht. Eind 1835 maakte De Cock een reis door Frl. en stichtte tal van gemeenten, nl. te Sneek, Workum, Harlingen, Sexbierum, Lwd., Minnertsga, Ferwerd, Blija, Wanswerd en Marrum.

In 1836 voegde ds. S. van Velzen te Drogeham zich bij de afgescheidenen, waardoor de beweging zich sterk uitbreidde.

Door de overheid werden de aanhangers der A. tegengewerkt: bijeenkomsten belet, boeten, hechtenis, inkwartiering. Deze vervolgingen hielden ca. 1839 op.

De afgescheidenen waren vrijwel allen ‘uit de onvermogende en onwetende klasse’. Begeerte naar vrijheid en brood deed velen emigreren. Fr. afgescheidenen stichtten o.l.v. ds. M. A. Ypma de nederzetting Vriesland in Michigan.

Ds. T. F. de Haan leidde van 1839-42 afgescheiden predikanten op (te Birdaard). In het N. van Frl. en in de Wouden kwamen de kerken der A. tot bloei. De naam chr. afgescheidenen werd in 1869 vervangen door chr. gereformeerden. Na de Doleantie had een fusie plaats tussen de Nederduits geref. (dolerende) kerken en de chr. ger. kerken.

Zie: J. C. Rullmann, De A. (Amsterdam 1916); Archiefstukken betreffende de A., 4 dln. (Kampen 1939-46) m, 76-116 en 169-173; W. Volger, De Leer der Ned. Herv. Kerk (1816-52), diss. 1946 (Franeker 1946).