Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

JODEN

betekenis & definitie

In navolging van enkele oude schrijvers vermeldt W. Dijkstra het verhaal dat aan het Fr. volk een zeker gezag en besef van uitverkoren zijn moet geven, dat nl. de Friezen afstammen van de J., die Vespasianus na de inneming van Jeruzalem hierheen zond.

Wij wagen dit te betwijfelen, maar vast staat, dat er in de M.E. J. in Frl. woonden.Het martyrologium van enkele joodse gemeenten noemt Frl. onder de Nederlandse gewesten, waar ze ca. 1350 uitgeroeid werden. Na 1600 beginnen de Fr. gegevens. In 1634 pacht David Provana de bank van lening te Workum. In 1645 beveelt het prov. bestuur ‘dat nopens de J. binnen den landschappe van Frieslandt narigten omtrent hunne komst, hun aantal en hunne namen moesten worden opgemaeckt’. In 1664 staat de raad van Workum aan David Salemons ‘een plaetse van begraeffenis’ toe. In 1670 stelt Lwd. een stuk grond hiertoe beschikbaar.

In de 18de eeuw neemt het aantal J. in Frl. steeds toe. Schudt vermeldt in Jüdische Merkwürdigkeiten J. te Makkum, Bolsward, Dokkum enz. Ook in Surhuisterveen, Noordwolde en natuurlijk in de universiteitsstad Franeker waren ze vroeg gevestigd. Vooral Lwd. ontwikkelde zich tot een centrum. De immigranten kwamen vaak uit Oostfrl. en omgeving. Soms trad de overheid tegen verdere vestiging op.

Vrees voor verspreiding van epidemieën door zwervend volk, voor te veel armlastigen, economische argumenten werden als motieven aangevoerd. Scherpe resoluties werden echter niet steeds uitgevoerd. Ten aanzien van ingezeten kooplieden is de houding van de magistraat eerder tegemoetkomend. Verder in de 18de eeuw wordt de houding milder, zodat de ‘Tegenw. Staat’ reeds vóór de Franse Revolutie kan spreken van ‘de Jood, die alle voorrechten en bescherming als de andere ingezetenen geniet’.

De Provisionele Representanten van Frl. waren bij de eersten die (resolutie 4.4.1795) zich verzetten tegen pogingen om de J. van de nieuwe burgerlijke gelijkheid uit te sluiten, tot vreugde van het Amsterdamse genootschap ‘Felix Libertate’. In de 19de eeuw blijft het zielental stijgen. Tegenover 630 in 1796 (waarvan Lwd. 354) staan in 1811 1018 (Lwd.

615), in 1830 1555, in 1879 het maximum 2203 (Lwd. 1114). In 1930 nog 907, van wie 120 aan de Duitsers ontkwamen.

In de 19de eeuw waren er joodse gemeenten in Lwd., Harlingen, Gorredijk, Sneek, Bolsward, Heerenveen, Hindeloopen en Tammer, in 1930 nog zes, in 1940 nog vier. Na Lwd. waren Harlingen en Gorredijk economisch het belangrijkst. Harlingen telde in 1879 nog 318 /., Gorredijk in 1860 134. Ook in Frl. moesten de /. grotendeels in de handel hun bestaan zoeken, maar in een stad als Harlingen werkten er velen in sigaren- en borstelindustrie en zelfs als bootwerkers. Reeds 1729 verkreeg Joseph Salomons in Harlingen het recht tot import van en groothandel in tabak, terwijl de /. ook deelhadden aan het verhandelen van de textielprodukten der stad. Er is ook nog een Memorbuch (1786) met oudere gegevens.

In Gorredijk was de joodse gemeente ook economisch van betekenis, terwijl in de 18de eeuw in de herberg ‘De Wildeman’ in Lemmer een Hebreeuws opschrift de talrijke doorreizende joodse kooplieden wees op ‘kosjere’ wijn. Nieuwe industrieën werden door/, gesticht, zij het minder dan in Groningen. Te noemen zijn de verdwenen schoenenindustrie en Benninga’s margarinefabrieken. zie Bezettingstijd 1940-45, Joodse namen, JoodsFries, Synagogen. B. , H.

Zie: M. Weinberg, Untersuchungen über das Wesen des Memorbuches (1924); Nw. Israëlietisch Weekblad (1953), nr. 34-36; Repert., 409. Joodse gemeente te Lwd. Lange tijd het belangrijkste joodse centrum in het noorden. Van kort na 1700 was het de zetel van een opperrabbinaat, vaak bezet door mannen van betekenis.

Het eerst worden J. in Lwd. vermeld in 1645. In 1670 wordt aan ‘Jacob de Jode ende syn familie ende een neeff van Collum geconsenteerd de ledige plaets achter de flits om tot een begrafenisse te mogen gebruiken’ (tot 1747 maakten ook de J. van Groningen gebruik van deze begraafplaats). Nadien komen de J, telkens opnieuw in de raadsresoluties voor en worden tegen het binnenkomen van arme, vreemde J. nogal eens maatregelen genomen. Ingezetenen worden over het algemeen welwillend behandeld, zelfs sinds 1740 tot sommige gilden toegelaten met alle rechten behalve ‘het stemmen van officiers’. Na 1750 krijgen zij voor hun armen dezelfde vrijstellingen als andere gezindten. Volledige gelijkheid kwam ook in Frl. pas in de Franse tijd. Ca. 1700 was er een synagoge.

Het oudste aanwezige archiefstuk, het Sefer Zichronot, bevat resoluties van parnassijns (bestuurderen) e.d. en geeft een beeld van de interne geschiedenis der gemeente sinds 5514 (1754), toen de gemeente, na inwendige twisten, een door de vroedschap goedgekeurd reglement kreeg. Toen Napoleon ook het fel Oranjegezinde Nederlandse jodendom naar Frans model organiseerde, werd Lwd. de grootste gemeente van het noorden, zetel van de grandrabbin en het Consistoire der drie N. provinciën. Een Hebreeuwse gevelsteen in de Slotmakerstraat wijst de toenmalige zetel van het bestuurscollege aan.

De gemeente breidde zich regelmatig uit. Ze steeg van 140 zielen in 1754 tot 433 in 1798, 1253 in 1858. In 1805 werd de tegenwoordige synagoge, met 300 mannen- en 200 vrouwenzitplaatsen, ingewijd. In 1842 werd een stadsarmenschool gesticht, die in 1853 115 leerlingen telde (politieke gelijkheid vormt nog geen economische basis). Ofschoon er wel wat intellectuelen, goedgesitueerden en ambachtslieden waren, was het gros toch op de klein- en straathandel aangewezen, zodat de armoede in het vrijwillig gekozen getto rondom de Put vaak benauwend was. Van de 1150 J. in Lwd. werden in 1840 niet minder dan35o bedeeld.

Zeker leidde mede deze armoede tot vertrek. Reeds 1859 daalde het aantal tot 1154. De daling zette zich regelmatig voort. In 1940 nog ca. 700 zielen. Toen de ondergrondse organisatie, die in Frl. zulk schitterend werk verrichtte, op gang kwam, was het lot van de joodse gemeente te Lwd. al vrijwel bezegeld. Uit schuilplaatsen en vernietigingskampen keerden 120 mensen terug.

Zie: A. Bartels, Het Stadsbestuur van Lwd. en de J. (1930); De Vrijdagavond (1930), nr. 1 en 2; H. Beem, De verdwenen Mediene (Amsterdam 1950); Fr. Koerier (19.2., 26.2, 12.3.1955).

< >