Encyclopedie van de Zaanstreek

Eindredactie Jan Pieter Woudt & Klaas Woudt (1991)

Gepubliceerd op 02-10-2020

Gelder

betekenis & definitie

Van. Ondememersgeslacht. zie ook: Van “Gelder Zonen.

De geschiedenis van het (Zaanse) geslacht Van Gelder begon met Pieter Smidt van Gelder (1762-1842). die met het gezin van zijn vader in 1781 naar Zaandam was gekomen. De doopsgezinde dominee Hendrik van Gelder (1736-1808) was namelijk naar Westzaandam beroepen. Vader Hendrik was eerst getrouwd geweest met Maria Smidt (17361772) en hertrouwde later met Geertruid Eindhoven (1740-1800). Na het overlijden van zijn eerste vrouw beloofde hij dat voortaan de kinderen die naar zijn schoonfamilie werden vernoemd, de familienaam Smidt van Gelder zouden voeren, dit betrof de Pieters en de Sara’s. Daardoor werden in de volgende generaties de namen Smidt van Gelder en Van Gelder in één gezin gebruikt. Later zou één tak zich Smidt van Gelder blijven noemen.

Genoemde Pieter Smidt van Gelder had zich in de boekhouding bekwaamd en werkte op zijn 21e jaar als houtkoper in Westzaandam. Enkele maanden nadat hij in 1783 in het huwelijk trad met Dieuwertje Schouten (17601827) uit Wormerveer. kwam hij in dienst van zijn schoonvader. Deze. Maarten Jansz. Schouten. (1727-1797). was gehuwd met Neeltje Jans Krayer (1728-1803); hij handelde inmiddels als zelfstandig papiermaker met de molen De “Eendracht te Wormer. onder de naam Maarten Schouten & Comp. Tot deze firma trad Pieter Smidt van Gelder in 1784 toe. zie voor het vervolg ook Van “Gelder Zonen.

Door zijn werkkracht en inzet loodste Pieter Smidt van Gelder deze firma door een aantal moeilijke jaren. De zaken rendeerden redelijk en het pakhuis De Klok te Wormerveer werd aangekocht. Maarten Schouten placht in latere jaren te zeggen: ‘Nu ik de noten te kraken krijg, heb ik de tanden niet meer.’ Hij overleed in 1797 en Pieter ging aanvankelijk met zijn schoonmoeder onder dezelfde firmanaam verder.

Toen in 1803 Neeltje Jans Krayer overleed, werd De Eendracht op naam van Van Gelder Schouten & Comp gesteld. Ook het watermerk droeg nu de naam Van Gelder, hoewel in een gestileerde bijenkorf (van De Vergulde Bijenkorf) de oude initialen M.S. & C. nog werden vermeld. De Eendracht ging nu alleen wit papier maken. In 1790 werden door de firma Adriaan Rogge de eerste proeven genomen met het maken van velin-papier. dat tot dan toe alleen werd geïmporteerd. De andere Zaanse wïtpapier-makers volgden snel en de vervaardiging van deze papiersoort was de redding van de witpapiermakers in de uitermate slechte tijd van de Franse bezetting.

In 1816 nam Pieter zijn zonen Martinus van Gelder (1787-1867), gehuwd met Maartje Mats (1787-1857). Hendrik van Gelder (1788-1860). gehuwd met Aagje Mats (1789-1866). zus van de vorige, en Pieter (Smidt) van Gelder, gehuwd met Evertje Eindhoven (1788-1871) in de zaken op en verleende hun volledige volmacht.

In 1820 kocht men de grauw-papiermolen De “Soldaat te Wormerveer van de op uitsterven staande familie Ris. Enige tijd later trad ook de vierde zoon Arend van Gelder (17951874). gehuwd met Dirkje Hoorn (18011842) tot de firma toe. In 1830 trad Pieter Smidt van Gelder sr. geheel uit zaken terug en wijdde zich in het doorhem in 1817 betrokken 'Zaanlusf aan de Oostzijde te Zaandam aan zijn hobby de penningkunde. Tot zijn dood in 1842 bleef hij het middelpunt van zijn groot gezin. Zijn beroemde collectie munten werd in 1847 geveild en bevindt zich thans gedeeltelijk in het Rijksmuseum.

De jongere generatie werd geconfronteerd met een ontwikkeling die zich al in de Napoleontische tijd voltrok in Engeland. Daar had zich door invoering van de stoommachine (met als gevolg dat de papiermachine in één beweging kon scheppen, afnemen, persen en drogen) en voorts door chloorbleking en harslijming een produktieverhoging en kostenverlaging voorgedaan. Na 1815 volgden Frankrijk en Duitsland snel en ondanks invoerrechten en transportkosten werd het papier uit deze landen al snel goedkoop in Nederland aangeboden. In de jaren '30 werd de toestand steeds ernstiger en het was duidelijk dat er iets moest worden gedaan.

De Van Gelders waren de enige Zaanse papierfabrikanten die mechanisatie als redmiddel zagen en tenslotte was hun bedrijf het enige dat overleefde. Alle andere bekende papiermakersgeslachten. zoals Honig. Kool. Rogge. Blaauw & Briel en Van der Ley hebben de strijd tegen het machinale grootbedrijf moeten opgeven.

De Van Gelders kochten in 1837 de stilstaande molen Het “Fortuin te Zaandijk en bouwden die om tot stoompapierfabriek. Op last van de toenmalige Minister van Nijverheid moesten echter de benodigde stoomwerktuigen en papiermachines bij de fabriek Fijenoord van de Rotterdamse Stoombootmaatschappij worden besteld, die hierin geen enkele ervaring had. Dit bedrijf leverde tweede-hands stoomketels en besteedde de bouw van de papiermachine uit bij een Engelse connectie. Treffey & Co. die ook al nooit eerder een dergelijke machine had gebouwd. Toen ook nog Zaanse collega-papiermakers dwars gingen liggen en met name Jan Honig Cz gedaan kreeg dat men turf inplaats van steenkool moest gaan stoken was de ramp compleet. De machines deugden niet en de brandstofkosten bleken buiten proporties hoog, zodat dit experiment de firma op de rand van de afgrond bracht.

In 1845 trad de derde generatie aan. De drie oudste zonen van de drie oudste firmanten Martinus. Hendrik en Pieter, allen Pieter geheten. vormden samen de firma Van Gelder Zonen. Het waren respectievelijk Pieter Smidt van Gelder (geb. 1819), gehuwd met Aagje van Vleuten (1817-1892). Pieter Hendrik van Gelder (1822-1883). eerst gehuwd met Laurentina Elisabeth Sligcher (18311861) en daarna met Jeanette Maria Nijhoff (geb. 1835), en Pieter Smidt van Gelder Pz (1821-1887). gehuwd met Henriette Coster (1824-1882).

De oude firma Van Gelder Schouten & Co leidde een kwijnend bestaan; alle winst van de molen De “Bok en van de handel, werd weer opgeslokt door Het Fortuin. In 1855 verkocht men deze fabriek aan C. Honig Jz, die hem weer terugbouwde tot windmolen, maar er evenmin weinig plezier aan beleefde. De Bok en pakhuis De Klok werden in 1855 aan Van Gelder Zonen verkocht. Tenslotte werden in 1857 nog twee pakhuizen aan Hendrik van Gelder overgedragen en hiermee eindigde de zakelijke relatie tussen de twee firma's. Arend van Gelder bleef echter geïnteresseerd in de nieuwe firma, maar hij had geen kinderen.

De drie neven Pieter besloten een tweede poging te ondernemen om een papierfabriek te stichten en namen De Eendracht van hun vaders over. Men speculeerde dat de geruchten dat langs de oostkant van de Zaan een spoorlijn zou worden aangelegd, juist zouden zijn. Dit pakte echter anders uit. Het jaar 1845 werd besteed om de fabriek op te bouwen en nadat men in 1846 was begonnen te draaien, bleek dat de mechanische papierfabricage ook succesvol kon verlopen. De economische toestand verbeterde en de handel breidde zich uit.

Besloten werd een meer centrale vestigingsplaats voor de handel te kiezen en er werd een pakhuis betrokken aan de Nieuwe Zijds Voorburgwal te Amsterdam. Pieter Smidt van Gelder Pz verhuisde naar Amsterdam om de leiding van de papierhandel op zich te nemen.

In 1875 trad de vierde generatie tot de firma toe. Pieter Smidt van Gelder Pz (geb. 1851), eerst gehuwd met Eva Catherine Prins (18541880) en daarna met Maria Cornelia Kaars Sijpesteijn (geb. 1861) en Joan GerardKruimel (1845-1895). getrouwd met Amelia Chnstine van Gelder (geb. 1848). respectievelijk zoon en schoonzoon van Pieter Smidt van Gelder Pz. Zeven jaar werkte de firma in deze samenstelling, tot in 1883 de heren Pieter Smidt van Gelder en Pieter Hendrik van Gelder zich terugtrokken. Na het overlijden van hun (schoon)vader zetten Pieter en Joan de zaken samen voort.

De oude molen De Eendracht werd in 1889 gesloopt en overgebracht naar Ernst op de Veluwe om zijn jaren verder als meelmolen te slijten. In 1890 lukte het in Wormer om op de pakpapiermachine ook wit krantenpapier te maken. Nu zou van Gelder Zonen zich tot een vooraanstaande leverancier van krantenpapier opwerken. Er kwam al gauw een machine bij in Wormer. maar men kon de vraag niet aan. Daarom werd besloten een geheel nieuwe fabriek te stichten in Velsen. op basis van hout in plaats van lompen. In 1895 kwam deze fabriek in bedrijf.

Joan Kruimel was in 1895 overleden en Pieter zette de zaken alleen voort. De snelle groei was aanleiding de firma in 1900 om te zetten in een nv: N.V. Verenigde Koninklijke Papierfabrieken Van Gelder Zonen, met Pieter Smidt van Gelder samen met Joh.

H A. Kruimel (als vertegenwoordiger der vijfde generatie) als directeuren. In 1901 trad Papierfabriek Van Gelder Zonen te Wormer in 1910: kort daarna werd de zetel van de onderneming naar Amsterdam verplaatst en was niet langer sprake van een besloten Zaans familiebedrijf.

AH. van Gelderen ook Pieter’s zoon Pieter Smidt van Gelder tot de nv toe en hij werd in 1907 ook tot directeur benoemd. Het predikaat ‘Koninklijk' dat in 1900 in de bedrijfsnaam werd opgenomen, was al in 1873 verleend aan de fabriek te Apeldoorn.

Om de produktiecapaciteit te vergroten werd in 1907 de papierfabriek van W. Sanders te Renkum overgenomen, terwijl in 1912 met de bouw van een nieuwe krantenpapierfabriek te Renkum werd begonnen. Om direct contact met de Russische houthandel te krijgen werd de Hollandse Houthandel Maatschappij opgericht. Toen ook werd besloten de papierhandel, die in 1900 buiten de nv was gehouden, in te brengen en de zetel naar Amsterdam te verplaatsen, betekende dat het einde van de periode als besloten Zaans familiebedrijf. Pieter Smidt van Gelder. Joan H.A. Kruimel en Pieter Smidt van Gelder jr. werden commissaris van de nv. en als directeuren traden op Hendrik Smidt van Gelder (geb. 1884), broer van Pieter jr., en de heren

N.F. Allan. J. Beuke en D. Wiepkes.

Bij een familiebedrijf was het vaak een probleem dat de zaak niet aan alle zonen een plaats kon bieden. Van de derde generatie waren alleen de drie Pieters, als oudste zonen, bij de papierfirma betrokken.

De tweede zoon van Martinus, Gerardus Martinus van Gelder (1829-1878) gehuwd met Sara Salm (1832-1878), werd boekhandelaar en emigreerde later naar Amerika voor de muzikale opleiding van zijn zoon Martinus.

De tweede zoon van Hendrik, Gemt Jacob van Gelder (1824-1894), gehuwd met Sara Boekenoogen, nam de peulvruchtenhandel van “Wessanen en Laan over en stichtte in 1848 de firma G J van *Gelder, die thans (1989) nog bestaat. De derde zoon, Hendrik Arend van Gelder werd dominee en de jongste zoon Jacobus Martinus van Gelder (geb. 1833) was aanvankelijk deelgenoot in de firma G.J. van Gelder, maar splitste in 1880 zijn zaak af. De firma G.J. van Gelder ging later over op een neef. Hendrik Boekenoogen (1863-1933). zoon van Agatha Maria van Gelder en Lucas Frederik Boekenoogen en gehuwd met Jacoba Cornelia Vis. De dubbele binding van broer Gerrit Jacob en zus Agatha Maria van Gelder, met zus Sara en broer Lucas Frederik Boekenoogen zal hier een rol hebben gespeeld. Zoon van Lucas Frederik Boekenoogen. Martinus Lucas Frederik Boekenoogen (1893-1956). volgde zijn vader op in het bedrijf.

De tweede zoon van Pieter, Hendrik Enno van Gelder (1822-1875), gehuwd met JohannaCatharma Boekenoogen. stichtte in 1842 de houtzagerij en houthandel H E. van Gelder & Co te Amsterdam, waartoe later ook de jongste zoon Lambertus Jacobus van Gelder (1850-1912), gehuwd met Lubina Amelia Endtz, toetrad. De stoomzagerij Welgelegen en de paltrok De *Rozenboom te Wormerveer behoorden ook tot deze firma. Twee zonen van Hendrik Enno, Pieter van Gelder (1848-1924), gehuwd met Margaretha Adriane Prins (1849-1912), en Jan Gerrit van Gelder (1850-1917), gehuwd met de dochter van dr. Nicolaas Beets en freule Alida van Foreest. Jeanette Agnes Beets (geb. 1852), traden later tot de firma toe. In 1892tradL.J. van Gelder uit de firma.

Ir. E B. van Gelder Gelder bv, G.J. van. Zaadhandel en -fabriek te Zaandam.

Het bedrijf werd opgericht in augustus 1848 door Gerrit Jacob van Gelder (telg uit het papiermakersgeslacht. zie: Van “Gelder, ondememersgeslacht), die tot die tijd als volontair werkte op de afdeling fijne zaden van “Wessanen en Laan. Wessanen besloot in genoemd jaar de zaadhandel af te stoten en droeg die over aan Van Gelder, die werkte vanuit het pakhuis Amsterdam aan de Zaanweg te Wormerveer.

Aangezien de zoon van Van Gelder zich geen handelaar voelde, werd het bedrijf later overgedragen aan neef Hendrik Boekenoogen, eigenaar van oliemolen De “Eenhoorn aan het Zuideinde te Wormerveer. Na de sloop van deze molen in 1906 liet Boekenoogen op die plaats het pakhuis (later fabriek) De Eenhoorn bouwen, met kantoor en personeelswoning. Later werd hier het pakhuis De Zon gebouwd.

Hendrik Boekenoogen werd opgevolgd door zijn zoon Martinus Lucas Frederik Boekenoogen. die in de crisisjaren (1938) noodgedwongen samen moest gaan werken met de firma P. de Jong Pz te Bloemendaal. die een fabriek en pakhuizen had te Groningen en zich vooral bezig hield met de export van fijne zaden. Aangezien de handel van Van Gelder in peulvruchten en vogelzaden vooral op de Nederlandse markt was gericht, vulden beide bedrijven elkaar uitstekend aan.

In 1952 waren de pakhuizen te Wormerveer verouderd, waarna dit deel van het bedrijf werd gesloten en verplaatst naar de pakhuizen van De Jong te Groningen. Het kantoor bleef in de Zaanstreek. In Groningen volgden uitbreidingen door nieuwbouw van een silo en door aankoop van een belendend perceel. Bij het overlijden van M L.F. Boekenoogen in 1956 werden de fabriekspanden en het kantoor te Wormerveer bij testament nagelaten aan het personeel.

Ondanks de uitbreidingen te Groningen bleef de vraag naar meer opslagruimte bestaan. Daarom werd in 1973 overgegaan tot de aankoop van de opstallen van veevoederfabriek “Zwaardemaker aan de Oostzijde te Zaandam. In 1977 werd een groot deel van deze opslagplaatsen (met name de houten schuren) door brand verwoest, waarna ter plaatse een nieuwe opslagplaats en expeditie-afdeling werden gebouwd, een investering van ca. ƒ 5 mln.

De juridische vorm van het bedrijf werd in de loop der jaren omgezet van eenmanszaak, via commanditaire vennootschap en (familie)nv, in bv.

Tot de jaren kort na de Tweede Wereldoorlog werd een groot deel van de omzet behaald door de handel in peulvruchten. Nadien nam de omzet van de handel in vogelzaad en fijne zaden sterk toe, terwijl in 1977 met de handel in huisdiervoeders werd begonnen.

Van Gelder houdt zich bezig met het schonen en veredelen van zaden (fabricage) en met de handel. Een groot deel van de goederen wordt geïmporteerd en weer geëxporteerd.

De belangrijkste produkten waren (1991): fijne zaden (mosterd-, blauwmaan-, sesam- en ander zaad), specerijen voor de voedingsmiddelenindustrie, vogelzaden en huisdiervoeders. De omzet bedroeg circa ƒ 25 mln Het bedrijf richt zich vooral op de Nederlandse en Westeuropese markt, maar handelt in principe over de gehele wereld. Circa 75 % van de produkten wordt geëxporteerd. Bij G.J. van Gelder waren in 1991: 30 personen in dienst.

Gelderen, Anthonie Hendrik van (Boskoop 1900-Zaandijk 1979). Burgemeester van Zaandijk van maart 1935 tot maart 1965 (onderbroken door het laatste oorlogsjaar, zie: “Tweede Wereldoorlog 3). Van Gelderen werd na een ambtelijke carrière in Boskoop als burgemeester van Zaandijk geïnstalleerd, en was toen partijloos (hetgeen hij ook altijd bleef). Sommigen meenden dat zijn verwantschap met minister-president Colijn (zij waren volle neven) de voornaamste reden voor zijn benoeming was. Op een paar dagen na was Van Gelderen dertig jaar burgemeester van Zaandijk. Hij was acht jaar lid van het hoofdbestuur van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, en geruime tijd voorzitter van het departement Koog/Zaandijk van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen.

Gelder-Tervoort, Gemma van (Zaandam 1946). Beeldend kunstenaar te Zaandam, schilderijen, aquarellen en tekeningen. Gemma van Gelder kreeg haar opleiding aan de Stadsacademie voor toegepaste kunst te Maastricht en de Rijksacademie te Amsterdam, met schilderlessen van Friso ten Holt. Gelder Zonen, van. Nederlands papier-concem, waarvan de voormalige papierfabriek Van Gelder Zonen te Wormer, niet alleen deel uitmaakte maar ook de oorsprong vormde. Terwijl elders gevestigde delen van deze onderneming zijn voortgezet, is de fabricage van papier in Wormer bij een algehele sanering in 1981 beëindigd. Zie voor de vroege bedrijfs- en familiegeschiedenis ook Van “Gelder, ondememersgeslacht.

Het windrecht voor de o/iemolen De “Eendracht werd in 1685 verleend aan Simon Pietersz. Fent. De molen stond aan het ‘Saardammer Padt' in Wormer en is in 1727 verbouwd tot papiermolen door de toenmalige eigenaar Jan Pietersz Coopman. De Eendracht was niet de enige en toen zeker ook nog geen grote papiermolen, vergeleken bij de andere papiermakerijen in de Zaanstreek (zie: “Papiermakerij). Na nog enkele malen van eigenaar gewisseld te zijn, kwam hij in 1775 in handen van Maarten Schouten & Comp uit Wormerveer, die er (met inbegrip van de papiermakersgereedschappen) 3150 gulden voor betaalde, een ook voor die tijd Molen en fabriek de Eendracht kort vóór 1889. het jaar waarin de molen werd afgebroken en naar Ernst vervoerd.

bescheiden bedragMet deze Maarten Schouten begon de voorgeschiedenis van Van Gelder Zonen.

Maarten Schouten was aanvankelijk (meesterknecht geweest op de grote grauwpapiermolen De *Bel, na het overlijden van de eigenaar, zijn oom Jan Groot, was hij gaandehouder geworden, dus zelfstandig papierfabrikant, zij het dat De *Bel toen in *partenrederij werd gedreven. Ook bij de aankoop van De Eendracht werd het benodigde kapitaal door participanten bijeengebracht. Schouten werd hierdoor gaandehouder van twee papiermolens, maar nog in het jaar van aankoop van De Eendracht (1775) brandde De Bel tot de grond toe af. En hoewel deze molen herbouwd werd, gaf Maarten Schouten voortaan vooral aandacht aan De Eendracht, die hij behoorlijk wist uit te breiden. Hij kocht bovendien, opnieuw in partenrederij, de papiermolen De *Veering te Koog, die direct tot pelmolen werd omgebouwd. Waarschijnlijk zijn bij die transactie zowel de outillage als de klantenkring van De Veering naar Wormer overgebracht.

In 1784 werd Schouten’s schoonzoon Pieter Smidt van Gelder in de leiding van de zaak opgenomen. Hij was, 21 jaar oud, enkele maanden tevoren met een dochter van Maarten Schouten getrouwd. Voordien was hij houtkoper in Zaandam geweest. Het jaar 1784 wordt als beginjaar van de geschiedenis van Van Gelder Zonen gerekend, voor het eerst werd immers de naam Van Gelder verbonden aan de toen al befaamde Hollandse (lees Zaanse) papiernijverheid. Zoals uiteengezet bij de geschiedenis van het ondememersgeslacht Van Gelder (zie aldaar) wist Pieter Smidt van Gelder ook na het overlijden van zijn schoonvader (1797) De Eendracht door de toen moeilijke tijden te loodsen, en meer dan dat: hij zag kans de zaken uit te breiden, terwijl de andere Zaanse papiermolens kwijnden.

In 1801 bestond de ‘Papierfabriecq te Wormer’ uit ‘2 witte, 1 blauwe en 1 basterde kuypen’. Dat wil zeggen dat er met vier schepkuipen werd gewerkt, waarvan er twee voor de witpapier-vervaardiging en twee voor het maken van blauw- en grauwpapier (= overwegend pakpapier)werden benut. Zie voor het vroegere produktieproces bij *Papiermakerij. Bij het maken van papier is zeer veel water nodig en bij wit papier dient dat te worden gezuiverd. Dit vroeg in de vorige eeuwen, althans bij de Zaanse witpapiermolens, uitgebreide ‘vijverlanden’, waarop het polderwater moest besterven alvorens te worden gefilterd. Bovendien moesten in deze molens alle metalen delen van koper zijn, omdat anders ijzerdeeltjes, hoe klein ook, tot roestvlekken in het produkt leidden.

Vandaar dat dikwijls Zaanse molens zich beperkten tot de fabricage van grauw en blauw papier. Smidt van Gelder maakte in De Eendracht (overigens lang niet als enige) dus al overwegend wit schrijf- en drukpapier, in een kwaliteit die de Hollandse papiermakerij in het buitenland grote roem bezorgde. Bovendien was zijn molen uitgegroeid tot een onderneming met een relatief grote personeelsbezetting: in totaal zestig mannen, vrouwen en kinderen (want voor het sorteren en scheuren van en ‘knopen ziften' uit de lompen, die de grondstof vormden, werden in alle molens de goedkoopste arbeidskrachten ingezet). Die zestig personeelsleden vormden naar schatting tien procent van het totaal aantal werknemers in de Zaanse papiermakerij, terwijl er 25 a 30 papiermolens in bedrijf waren. Deze aantallen geven een aanwijzing over het belang dat toen al aan De Eendracht kon worden toegekend.

In 1803 werd de molen op naam gesteld van de firma Van Gelder Schouten & Comp. , voordien was nog steeds de naam Maarten Schouten & Comp gehandhaafd. De naamswijziging was een gevolg van het overlijden van Smidt van Gelder’s schoonmoeder. In de witte papiersoorten werd sindsdien een der watermerken met verwijzing naar de naam Van Gelder aangebracht. Een watermerk ontstond door op het geweven koperdoek van het schepraam eveneens met koperdraad een monogram aan te brengen; het geschepte papier werd ter plekke van dat monogram daardoor een fractie dunner. Deze watermerken werden veelvuldig in het buitenland nagebootst, wel een bewijs voor de kwaliteit van het Zaanse papier! In hetzelfde jaar 1803 werd de grauwpapiermolen De *Bok te Wormerveer aan het bedrijf toegevoegd en tegelijk was het nodig de pakhuisruimte uit te breiden. Korte tijd hierna werd De Eendracht uitsluitend voor het maken van wit papier ingericht, de andere kwaliteiten (bordpapier, grauw en blauw pakpapier) werden in De Bok vervaardigd.

Opvallend is dat Van Gelder Schouten & Comp. zich in de Franse tijd zo goed handhaafde, terwijl sommige papiermolens zelfs werden stilgezet. Dr. Jane de Iongh, die de geschiedenis van Van Gelder Zonen van 1784 tot 1935 beschreef, merkte op dat de redding van het witpapier-bedrijf in die jaren samenhing met de nieuw geïntroduceerde vervaardiging van de zogenoemde ‘velin’ of ‘velijn’ (glad en gelijmd) papier, waarin de structuur van het zeefdoek der schepramen niet meer was terug te vinden, in tegenstelling tot het ‘gevergeerde’ papier, dat deze structuur nog wél vertoonde. Smidt van Gelder kampte weliswaar ook met de algemene malaise, maar had tegen het einde van de Franse tijd toch nog 85 werkkrachten in dienst, 70 op De Eendracht en 15 op De Bok (oktober 1812). Uit deze aantallen wordt duidelijk dat de witpapier-vervaardiging nu aanzienlijk belangrijker dan die van pakpapier was geworden.

In 1816 nam Smidt van Gelder zijn drie zoons in het bedrijf op. Sindsdien zijn tot ver in de 20e eeuw Van Gelders bij de leiding van de onderneming betrokken gebleven (zie het opgemerkte bij Van *Gelder, ondememersgeslacht). In hetzelfde jaar werd het maatschappelijk kapitaal uitgebreid tot f 200.000. De zaken gingen zeer gunstig: m de jaren 1816 tot 1820 werd aan de firmanten boven hun salaris een gemiddelde winst van ruim 18 procent uitgekeerd.

In 1817 werd de kapitale witpapiermolen De *Kruiskerk te Zaandam overgenomen. Pieter Smidt van Gelder trok zich uit de dagelijkse leiding terug, zijn zoons breidden de zaken verder uit. In 1820 werd de basterd(= grauw-)papiermolen De *Soldaat (Wormerveer) bij de onderneming betrokken. Nu werkte men dus met vier molens: De Eendracht, De Bok, De Kruiskerk en De Soldaat, die alle werden uitgebreid en verbeterd. In 1830 beschikte men over zeven witte en zes basterd-kuipen. De firma had bovendien zes eigen pakhuizen in gebruik en was in bezit van verschillende andere onroerende goederen.

Inmiddels begon het economische klimaat enigszins te verbeteren, na de diepe wonden door de Franse tijd geslagen. De ‘industriële revolutie was met name in Engeland in volle gang en kreeg, hoewel in bescheiden mate, nu ook in Holland vorm. In dit proces speelde de (verbeterde) stoommachine uiteraard de voornaamste rol. De papiermakerij kreeg daarenboven te maken met de in 1799 begonnen ontwikkeling van een machine die tot dan toe handmatige werkzaamheden kon verrichten. Na de vervaardiging van de natte papiermassa kon de verwerking daarvan het scheppen, afnemen, persen en drogen in één arbeidsgang plaats hebben; dat gaf een forse besparing op tijd, personeel en ruimte. Verder was ook de toepassing van chemische stoffen bij het bleken van wit papier in het buitenland ontwikkeld, terwijl het lijmen ‘in de stof’ met hars mogelijk was geworden in plaats van de voordien toegepaste oppervlakte-lijming.

De Hollandse papiernijverheid was door deze elders ontwikkelde uitvindingen op achterstand gekomen, zoals eerder de Veluwse papiermakerij was overschaduwd door de Zaanse tengevolge van de hier toegepaste, toen nog moderne produktiemethoden. De firma Van Gelder Schouten & Comp. richtte zich in 1835 met een adres tot Koning Willem 1. Hierin werd de achterstand van de Hollandse papierfabricage geanalyseerd, waarbij al werd opgemerkt dat de Zaanstreek (door de mindere kwaliteit van het oppervlaktewater) niet geschikt was voor de vestiging van papierfabrieken en waarin werd aangekondigd dat de firma daartoe in Gelderland of Overijssel over wenste te gaan. In 1837 werd het voornemen een papierfabriek te vestigen gestalte gegeven, echter met in het oosten des lands, maar in Zaandijk. Daar werd de papiermolen Het *Fortuin aangekocht en ingericht met een door stoomkracht aangedreven installatie voor het maken van witpapier. Dat de illusies van de firma werden verstoord door enerzijds onkunde en knullig handelen van de machineleverancier en anderzijds door dwarsliggende Zaanse concurrenten (zij dwongen de firma tot het stoken met turf in plaats van met cokes) kon niet worden voorzien.

De kosten liepen echPapierfabriek Van ter te hoog op en de resultaten bleven achter. Gelder Zonen in Het Fortuin leverde niet het verwachte for1950, op de achtertuin, maar leidde tot jarenlange verliezen.

grond de watertoren Temeer doordat ook de nog niet ‘verstoomvan het bedrijf de’ grauwpapiermakerij in de molens van de firma kwijnde, kreeg de onderneming het zeer moeilijk. In 1855 kwam het zelfs zo ver dat Het Fortuin weer werd teruggebracht van stoomfabriek tot windmolen; het eerste industriële avontuur was volkomen mislukt. Intussen was in 1845 een (derde) jonge generatie Van Gelders aangetreden. Terwijl hun vaders zich de tanden braken op de witpapierfabricage in Het Fortuin (de firma Van Gelder Schouten & Comp. zou nog tot 1857 worden voortgezet) begonnen de zoons onder de naam ‘Van Gelder Zonen’ zelfstandig in de oude molen De Eendracht een machinale fabriek van pakpapier. En, om met de geschiedschrijfster dr. Jane de Iongh te spreken: ‘Wat de vaders door zware tegenslag niet hadden kunnen bereiken, brachten zij tot stand; zij traden uit de strijd om de stoom zegevierend tevoorschijn’.

Met twee stoommachines en een tweedehands Engelse papiermachine ging de jonge firma Van Gelder Zonen aan de slag. Tussen 1846 en 1850 produceerden de drie neven in De Eendracht niet minder dan 45 verschillende soorten papier. Al snel volgden vernieuwingen en uitbreidingen (1851-'52), men werkte toen zelfs met acht stoommachines. Toen in 1855 de zaken van de vaders, de oude firma Van Gelder Schouten & Comp., waren overgenomen, bereikte men een omzet van ƒ 260.000.

Naast de produktie kwam nu ook de (groot-) handel in papier tot bloei. Wormerveer (waar het handelskantoor was gevestigd) was daarvoor niet de meest geschikte plaats; in 1858 werd de ‘handelspoot’ naar Amsterdam overgebracht. De neven lieten daartoe een pakhuis van zeven verdiepingen aan de N.Z. Voorburgwal verbouwen. De in 1855 van de vaders overgenomen De Bok was inmiddels gesloopt, de produktie werd naar De Eendracht overgeheveld.

In 1859 bedroeg het aantal werknemers van VGZ 145, tien jaar later was het gestegen tot 222; het bedrijf was toen uitgegroeid tot het tweede papierbedrijf van Nederland. Er zou verdere groei volgen, zodanige groei dat de belangrijkste activiteiten gaandeweg niet meer overwegend in Wormer, maar in fabrieken elders tot stand kwamen. Dit proces begon in 1869 met de aankoop van een kleine papiermolen in Apeldoorn, die toevallig ook de naam ‘De Eendracht’ droeg. Hierdoor was men in staat naast pakpapier ook weer wit. geschept papier te fabriceren. Na omvangrijke investeringen maakte men in Apeldoorn handgeschept papier van zó verfijnde kwaliteit dat de roem zich snel in de hele wereld verbreidde. Het fabrikaat werd dermate gerenommeerd dat al na vier jaar de naam mocht worden veranderd in ‘Koninklijke fabriek van geschepte papieren’ (Apeldoorn, 1873).

In 1876-’79 werd de fabriek De Eendracht te Wormer uitgebreid. Er kwam een papiermachine met 160 cm werkbreedte bij, er werd een nieuwe malerij gëinstalleerd en een installatie voor de produktie van bordpapier. Mede door de aanschaf van nieuwe stoommaOntwikkeling Van Gelder Zonen 1870-1913

1870 fabrieken te Wormer en Apeldoorn, kantoor te Wormerveer
1890 papiergroothandel, gevestigd te Amsterdam 1895 vestiging courantenpapierfabriek te Velsen
1900 verplaatsing vestigingszetel naar Velsen
1901 installatie eigen cellulosefabriek te Velsen 1907 overname papierfabriek te Renkum, ‘Renkum I’
1912 vestiging fabriek van courantenpapier ‘Renkum II’
1913 verplaatsing van ondernemingszetel naar Amsterdam

chines kon de produktie in Wormer toenemen met vijftig procent. In 1884 trad weer een nieuwe groep familieleden aan als directeuren, de vierde generatie.

Ondanks de verbeteringen en uitbreidingen bleven de resultaten van de oude vestiging De Eendracht beneden de verwachtingen. Dit kwam vooral door buitenlandse concurrentie die de prijzen drukte beneden het niveau waarop nog winst kon worden gemaakt. In het buitenland werd namelijk al gewerkt met nieuwe grondstoffen: cellulose en houtstof (houtslijp), terwijl de Hollandse fabrieken nog uitsluitend schaarse en dure lompen verwerkten. De firma VGZ had al wel met andere grondstoffen geëxperimenteerd (onder andere met stro en esparto, een grassoort uit zuidelijke landen), maar zat daarmee op een verkeerd spoor. Het duurde tot 1883 alvorens in Wormer geheel op produktie met behulp van houtstof en cellulose werd overgeschakeld. Hierdoor werd overigens de oude molen De Eendracht een overbodige sta-in-de-weg; hij werd in 1889 gesloopt om als korenmolen te worden herbouwd in Ernst op de Veluwe.

Uitbreidingen en nieuwe experimenten maakten het mogelijk om in 1890 in Wormer het eerste courantenpapier op de pakpapiermachines te vervaardigen. Men maakte dit nog in vellen, maar twee jaar later slaagde men er in om ook rotatiepapier, aan grote en zware rollen te produceren (voor ‘Het Nieuws van den Dag’). Dit werd een mijlpaal en een nieuwe start in de geschiedenis van de inmiddels ruim honderdjarige firma. De vraag naar krantenpapier steeg zeer snel. Aanvankelijk ving men de toenemende vraag in Wormer op, maar al in 1895 werd in Velsen een geheel nieuwe fabriek voor krantenpapier geopend, die zou uitgroeien tot een complex van vier fabrieken en een der grootste papierfabrieken ter wereld. De vestigingsplaats aan het toen nog betrekkelijk nieuwe Noordzeekanaal maakte de aanvoer en opslag van de grondstof hout aanzienlijk eenvoudiger. ‘Velsen’ werd voor VGZ veruit de belangrijkste onderneming.

Ook de groothandel in Amsterdam breidde zich gestaag uit, zodat verplaatsing naar een groot pand aan de Singel noodzakelijk werd. Er kwam bovendien een handelsvestiging in Rotterdam. In 1899 werd ‘Apeldoorn’ uitgebreid en verbeterd, zodat het handmatig geschepte papier nu ook ‘machinaal geschept' kon worden gemaakt. In 1901 werd een eigen cellulosefabriek in Velsen gebouwd, waardoor import van deze grondstof (uit voornamelijk Duitsland) overbodig werd. Deze fabriek ging ook de benodigde cellulose voor ‘Wormer' en ‘Apeldoorn’ leveren. In

1907 werd de papierfabriek Sanders in Renkum overgenomen. Na ingrijpende verbouwingen en verbeteringen werd ‘Renkum F in 1912 geheel uitgebreid met een geheel nieuwe fabriek van krantenpapier, ‘Renkum II'. Door al deze ontwikkelingen ontstond binnen 25 jaar een machtig, goed geoutilleerd conglomeraat van papierfabrieken, zie het overzichtje op deze bladzijde.

Bij al deze veranderingen en uitbreidingen ging het in Wormer eigenlijk niet bijster goed. In de jaren ’90 van de vorige eeuw werd De Eendracht enkele malen door brand geteisterd. Maar er waren andere oorzaken voor de zwakke positie van ‘Wormer’. Het bedrijf-van-oorsprong bleef wel steeds pakpapieren fabriceren, maar deze sector kreeg zeker nadat de vestigingsplaats van het concern was verplaatst niet de meeste aandacht. De groei van het concern vond elders plaats, er werd geïnvesteerd waar de meeste winst werd behaald. Het gevolg voor ‘Wormer' was dat in een lange reeks van jaren de investeringen verhoudingsgewijs achterbleven.

In feite begon dit proces al rond het jaar 1900. Het ‘moederbedrijf’ werd van minder belang dan de zich spectaculair ontwikkelende dochterondernemingen elders. Weinigen beseften dat, als ooit de papierafzet zou stagneren of als door andere oorzaken de resultaten langdurig zouden terugvallen, de zwakkere onderdelen van het concern (dus de fabriek in Wormer) daaronder het eerst en het meest zouden lijden. Het is, volgens deze achteraf-redenering, eigenlijk verwonderlijk dat De Eendracht het in deze verhoudingen, tussen twee wereldoorlogen en een tussenliggende crisis en vervolgens ook nog enkele tientallen jaren, kon bolwerken. Maar het einde kondigde zich aan.

In 1971 staken, terwijl een fusie tussen VGZ en de Koninklijke Nederlandse Papierfabrieken (KNP) te Maastricht in de maak leek, geruchten de kop op dat het tot massale ontslagen bij Van Gelder zou komen; het concern (met in totaal 6000 werknemers) zou de onrendabele takken afstoten en de rendabele reorganiseren. ‘Wormer’ (waar 700 mensen werkten en waar pak-, asbest- en behangselpapier werden gemaakt) zou buiten schot blijven. De besprekingen over de fusie met de KNP werden al snel beëindigd, omdat er onenigheid bestond over de vraag hoeveel arbeidsplaatsen moesten worden weggesaneerd. In de ogen van de directie van Van Gelder wilde de KNP teveel banen schrappen. Kort daarna werd bekend gemaakt dat VGZ over 1970 een verlies van ƒ 3,5 mln. had gemaakt; een jaar later was het verlies ƒ11,8 mln. Na het mislukken van de fusie Het personeel verzette zich tot het uiterste tegen de voorgenomen sluiting van ' Wormer hier tijdens een demonstratie in Amsterdam.

Al in december 1980 kocht de gemeente Wormer, met steun van de rijksoverheid, het gehele complex van VGZ. Dit vergde een bedrag van bijna 11 miljoen; de sloopkosten van de fabrieken bedroegen bovendien nog eens ruim 3 miljoen. Ongeveer 18 hectare werd bestemd voor woningbouw, de ‘slibvelden’ (circa 7 ha. kregen een bestemming als industrieterrein (Westerveer).

Van Gelder Zonen te Wormer in 1983: alleen de watertoren staat nog.

met de KNP zocht Van Gelder contact met de Amerikaanse Papierfabrikant Crown Zellerbach, die in 1972 50 % van de aandelen overnam.

De jaren daaropvolgend leek het papierconcern zich te herstellen; over 1974 werd zelfs een winst van ƒ 39 mln geboekt. In 1975 was er evenwel al weer verlies (ƒ 25 mln.) en ook de jaren daarna zou dat zo blijven. In 1979 was het aantal arbeidsplaatsen bij het concern teruggelopen tot circa 4000 werknemers.

Ook ‘Wormer’ bleef niet langer buiten de concem-problemen. Terwijl actiegroepen zich steeds indringender keerden tegen de produktie van asbestviltpapier (om gezondheidsredenen, zowel van de werknemers van de fabriek als de omwonenden), werd in januari 1977 aangekondigd dat ook in ‘Wormer' (met toen 730 werknemers) de eerste ontslagen zouden vallen. Nog geen maand later lekte een vertrouwelijk rapport van het onderzoekbureau McKinsey uit, waarin werd gesteld dat het hoogst onzeker was of de fabriek te Wormer (met over 1976 een verlies van ƒ 16 mln) zou kunnen blijven voortbestaan. Desondanks werd in juli 1977 nog een nieuwe installatie in bedrijf genomen voor de verwerking van oud-papier: een investering van ƒ 6 mln. De raad van bestuur van het concern kondigde in mei 1978 aan dat ‘Wormer’ rekening moest houden met een forse inkrimping en mogelijk zelfs volledige bedrijfssluiting. Acties van de gemeentebesturen van Wormer en Zaanstad en van Provinciale Staten volgden.

In Wormer ontstond een actiecomité, waarin zestien organisaties samenwerkten. Op verscheidene protestbijeenkomsten werd opgeroepen tot behoud van werkgelegenheid. Het haalde weinig uit. In augustus ’78 werd bekend gemaakt dat per 1 januari 1979 twee van de vijf papiermachines zouden worden stilgezet, dat de asbestviltproduktielijn zou worden ‘afgebouwd’ (juist dit was nog de winstgevende activiteit in Wormer) en dat het bedrijf met de twee laatste machines een half jaar de tijd zou krijgen om winstgevend te worden. Dat lukte niet. In februari 1980 (nadat een maand eerder het personeel het bedrijf twee dagen had bezet) werd bekend dat ‘Wormer’ in de loop van 1981 gesloten zou worden.

Op dat moment werkten er nog 370 personen; in juli daaropvolgend waren er nog 85 werknemers. In maart 1981 werd de produktie in ‘Wormer' definitief beëindigd. De sluiting van de fabriek betekende voor Wormer. en feitelijk voor de gehele Zaanstreek, een gevoelige klap. Het Van Geldet-concern werd op 18 augustus 1981 failliet verklaard. Onderdelen van het concern bleken evenwel zelfstandig levensvatbaar en werden heropgericht.