Economische encyclopedie

D.C. van der Poel (1940)

Gepubliceerd op 21-01-2020

Concentratie

betekenis & definitie

Ontwikkeling in de richting van het grootbedrijf, vooral ook door samenvoeging van ondernemingen (fusie) of van belangen (kartels, enz.). Ook C. van kapitaal als directe opeenhooping (accumulatie) of C. van de beschikkingsmacht.

Technisch onderscheidt men in de eerste plaats horizontale C., die een reeks gelijksoortige bedrijven of ondernemingen samenvat en verticale C., die een samenvatting is van het productieproces in zijn volste omvang van grondstof tot en met verkoop van het eindproduct, dus van opeenvolgende bedrijven (Ford). Deze laatste beteekent eenerzijds onafhankelijkheid van de markt van het geheele productieproces (niet in de laatste plaats van de steeds meer naar monopolie strevende grondstoffenproducenten), anderzijds samenvatting van de winsten op de anders zelfstandige onderdeelen. Horizontale C. beteekent, naast eventueele technische voordeelen, in de eerste plaats versterking van de positie op de markt, zoowel bij inals verkoop. Terwijl verticale C. in het algemeen volledige beheersching van de betreffende onderdeelen vereischt, kan horizontale C. beperkt blijven tot een min of meer vergaande belangengemeenschap. Werkelijke samenvoeging van de bedrijven, waardoor veelal ook rationalisatie door het uitschakelen van de minst productieve mogelijk is, hangt ten nauwste met het technische en economische optimum 4samen. C. houdt steeds een tendens tot monopolie-vorming in, daar de concurrentie naarmate deze zich beperkt tot enkele machtige lichamen, eenerzijds voor elk der betrokkenen kostbaarder wordt, anderzijds in vele gevallen gemakkelijker door onderlinge verdragen is te beperken of uiteindeljjk op te heffen, al sluiten deze ook interne belangentegenstellingen en belangenconflicten niet altijd uit.

Economisch (kapitalistisch) is C. vooral mogelijk geworden door de N.V., die een vrijwel onbeperkte mogelijkheid tot C. van de beschikkingsmacht over kapitaal verbindt met een even onbeperkte decentralisatie van de eigendom. De eerste is hierbij in zoo sterke mate bepalend, dat het onjuist zou zijn speciaal de N.V. als een tegenstelling te zien tot de marxistische theorie betreffende de C. van kapitaal. Veeleer is de N.V. een vorm, waarin zich de beschikkingsmacht over de verspreide eigendom in handen van het grootkapitaal voltrekt. Een verdere, zuiver kapitalistische C. vindt plaats door de toenemende macht van het financieele kapitaal in de vorm van holdingcompanies 4-. Daarnaast wordt de schijnbare zelfstandigheid van vele kleine en middelbedrijven door de C. van het kapitaal bij de banken en de daarmede samenhangende machtspositie van het eveneens sterk geconcentreerde bankkapitaal practisch vaak zeer beperkt of teniet gedaan, terwijl de coöperatieve (middenstands) banken maar voor een gering deel deze invloed kunnen elimineeren.

De socialistische theorie ziet in een toenemende technische en economische C., waardoor de werkelijke leiding en beschikkingsmacht, ondanks spreiding van de bezitsrechten, steeds meer in enkele handen komen, een voorbereiding tot verdere vergemeenschappelijking van de productiemiddelen (zie:ook socialisatie) door de ontwikkeling van de productiekrachten. Het fascisme heeft zich, vooral in zijn nationaal-socialistische vorm, fel tegen de kapitalistische C. en speciaal ook tegen C. in de kleinhandel (warenhuizen) gekeerd, de kartels daarentegen, in zooverre deze ordening van de marktverhoudingen en mogelijkheid van organisatie en versterking van het klein- en middelbedrijf vormen, principiëel en practisch aanvaard. (zie: Corporatieve maatschappij). Voor de vorm waarin C. zich voltrekt zie: Belangengemeenschap, Concern, Consortium, Holding-company, Kartel, Syndicaat, Trust.

Lit.: Th. Vogelstein, Die finanzielle Organisation der kapitalistischen Industrie und die Monopolbildungen, G.d.S. VI/VI; Strieder, Studien zur Geschichte kapitalistischer Organisationsformen, 2de 1925; H. von Beckerath, Der moderne Industrialismus, 1930 ; K. Wiedenfeld, Combinations, Industrial, E.S.S.; R. Liefmann, Kartelle, Konzerne und Trusts, 8ste 1930; R. Hilferding, Das Finanzkapital, 2de 1930 ; E.

Varga, L. Mendelsohn, New Data for Lenin’s, zie: Imperialism, the highest stage of Capitalism” (met veel stat.) 1938.