Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Gepubliceerd op 11-05-2017

Rib

betekenis & definitie

Een rib uit iemands lijf, een grote uitgave voor iemand.

In het scheppingsverhaal wordt verteld hoe God eerst Adam schiep, en hem een partner, Eva, schonk die Hij creëerde uit een van Adams ribben. ‘Uit de rib die hij bij de mens had weggenomen, bouwde God, de HEER, een vrouw en hij bracht haar bij de mens’ (Genesis 2:22, NBV). In oudere teksten (17e en 18e eeuw) werd ribbe daarom wel gebruikt voor ‘vrouw, echtgenote’. Een rib uit het lijf in de betekenis ‘een grote uitgave’ zinspeelt op dit bijbelverhaal. Een enkele maal zijn we gebruik van alleen rib tegengekomen met een bijbelse associatie, zoals bijvoorbeeld: ‘De geschiedenis, die stompzinnige keten van oorzaak en gevolg, moest worden gebogen en gebroken. Een nieuwe tijd werd gemodelleerd uit leem en een rib. Met blote handen tegen pantserwagens. Bloemen tegen traangas’ (N. Noordervliet, De naam van de vader, 1994 (1993), p. 151). Dit is echter te weinig frequent om een vaste uitdrukking genoemd te worden.

Bijbelcitaat: Rijmbijbel (1271), v. 555-57. jn deesen slape te deeser stede / Nam god eene rebbe ende vlesch der meede / Ende maectere af .j. wiif alleene. (Tijdens deze slaap [van Adam) nam God een rib met wat vlees, en maakte alleen daarvan een vrouw.)

Gebruiksvoorbeeld: Tot slot een tweede kopje koffie, zonder gourmandises, want die zijn al op. De rekening kan opgemaakt worden en een rib is uit uw lijf. (Onze Taal, 1991, nr. 5)

Gebruiksvoorbeeld: De aanschaf van de Solo was inderdaad een rib uit ons lijf, hoewel de prijs voor een schip van deze klasse beslist niet te hoog is geweest. (Greenpeace, 1991, nr. 4)