Wat is de betekenis van Rib?

2023-06-04
Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Rib

Een rib uit iemands lijf, een grote uitgave voor iemand. In het scheppingsverhaal wordt verteld hoe God eerst Adam schiep, en hem een partner, Eva, schonk die Hij creëerde uit een van Adams ribben. ‘Uit de rib die hij bij de mens had weggenomen, bouwde God, de HEER, een vrouw en hij bracht haar bij de mens’ (Genesis 2:22, NBV). In oudere teksten (1...

Lees verder

Direct toegang tot alle 18 resultaten over Rib?

Word nu vriend van Ensie
2023-06-04
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

rib

rib - zelfstandig naamwoord 1. elk van de 24 dunne platte beenderen van de borstkas ♢ hij heeft drie ribben gekneusd 1. je kunt zijn ribben tellen [hij is erg mager] 2. dat is e...

Lees verder
2023-06-04
ABC van de kunst

Douwe Brongers & Désirée Raemaekers (2004)

Rib

Zichtbaar constructiedeel dat een ruimte overwelft. De ruimte tussen de ribben wordt opgevuld.

2023-06-04
Lexicon voor de kunstvakken

Wouter van Boesschoten, Wieneke van Breukelen, Ton Konings m.m.v Henriette Coppens, Eefje Lonis, Jos van Waterschoot & Simon Wienke (2002)

rib

Een rib is: 1) een balk met een vierkante doorsnede; 2) een onderdeel van een ribgewelf

2023-06-04
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

rib

In de historische eedformule bij Gods ribben worden God en zijn ribben tot getuigen aangeroepen dat men de waarheid spreekt. Het ijdel gebruik van die eedformule maakt haar tot vloek, die, om anderen niet te kwetsen, verbasterd en dus afgezwakt kon worden. Vooral in de Middeleeuwen gebruikt. In de 15de en 16de eeuw komt de vari...

Lees verder
2023-06-04
Biologische encyclopedie

G. Th. van Kempen (1974)

rib

plat been behoort tot rompskelet. Bij de mens 12 paar beweeglijke ribben, aan rugzijde verbonden met borstwervels. De ware ribben (7 paar) zijn door kraakbeen aan het borstbeen verbonden. Drie paar zijn door kraakbeen aan de zevende verbonden. Twee, de zwevende ribben, eindigen vrij, ➝ adembewegingen.

Lees verder
2023-06-04
Kunstgeschiedenis

Amsterdam Boek (1959)

Rib

Gebogen staaf dienend tot steun van een geraamte of spantwerk.

2023-06-04
Eerste Medisch Systematische Ingerichte Encyclopedie

Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)

Rib

costa, één der 24 beenstangen welke tussen borstwervels en borstbeen de borstkas vormen; de onderste 7 paar „ware” ribben zijn ieder afzonderlijk door ribkraakbeen met het borstbeen verbonden; daaronder zitten 3 paar telkens aan het kraakbeen van de hogerliggende vast („valse” ribben); de onderste 2 paar zitten...

Lees verder
2023-06-04
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Rib

s; ribbe; (balkhout), rib, batting.

2023-06-04
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

rib

I. rib; ribbe; rib(be)stuk; ribbel; nerf; balein [v. paraplu]; II. ribben, geribd maken.

Lees verder
2023-06-04
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Rib

v. (-ben), RIBBE, v. (-n), 1. elk van de dunne gebogen beenderen, die paarsgewijze aan de rug- of borstwervels verbonden, de borstholte omgeven: de ware of lange ribben, de 7 bovenste paren die naar het borstbeen gaan ; de korte of valse ribben, de volgende 3 paren die aan elkander en de onderste ware ribben met kraakbee...

Lees verder
2023-06-04
Geneeskundig woordenboek (EN-NL)

dr. mr. W. Schuurmans Stekhoven (1949)

rib

rib, costa; head of a rib, ribhoofdje, capitulum costae; neck of a rib, ribnek, collum costae; cervical rib, halsrib; false ribs, valse ribben; floating rib, zwevende rib; true ribs, ware ribben.

2023-06-04
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Rib

➝ Ribben.

2023-06-04
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

rib

(riv) v. (-ben; -betje) I. Eig. 1. een van de dunne boogvormige beenderen, die paarsgewijze aan de ruggewervels bevestigd, de borstholte omsluiten ; de mens heeft 24 -ben, waarvan de 7 bovenste varen met het borstbeen verbonden zijn en ware of lange -ben heten, terwijl de 5 onderste paren, waarmede dat niet het geval is, de naam van valse of korte...

Lees verder
2023-06-04
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Rib

Rib - v. (-ben), RIBBE, v. (-n), een van de dunne gebogen beenderen, welke zich van de ruggegraat naar het borstbeen middellijk of onmiddellijk uitstrekken en de borstholte omgeven : de ware of lange ribben, de 7 bovenste paren die naar het borstbeen gaan ; de korte of valsche ribben, de volgende 3 paren die aan elkander en de onderste ware ribben...

Lees verder
2023-06-04
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Rib

zie Deel.

2023-06-04
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Rib

Rib, v. (-ben), ruggegraatsbeen (bij menschen en dieren); (fig.) stuk vleesch (van slagtvee) aan de ribben gegroeid; balk, spar, krom stuk hout; kleine dwarsbalk; (wisk.) zek. lijn; (plant.) vezel (van blad of kruid); deel van eene meloen; (fig.) dat kleeft aan de -ben, daar wordt men vet van; (fig.) iem. de -ben smeren; hard slaan; (fig.) dat stoo...

Lees verder
2023-06-04
Zeemans woordenboek

Jacob van Lennep (1865)

Rib

z.n.v. - Strook houts, of balk, waarvan de verzameling het geraamte van een schip uitmaakt even als de ribben dat eens menschenlichaams. Ja, dan stoven balk en ribben uit de slingerende kiel. K. W. Bilderdijk. Ralowsburg.

Lees verder