Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Gepubliceerd op 11-05-2017

Plaats

betekenis & definitie

Geen plaats in de herberg, (er is) geen plaats of onderdak voor iemand of iets.

Deze uitdrukking verwijst naar het kerstverhaal: als Jozef en de hoogzwangere Maria in Betlehem aankomen om zich te registreren voor de volkstelling, is er nergens een onderkomen te vinden. Maria ‘baarde haar eerstgeboren zoon en wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een kribbe, omdat voor hen geen plaats was in de herberg’ (Lucas 2:7, NBG-vertaling). De uitdrukking is nog heel frequent. In de NBV is de herberg verdwenen; hier is er geen plaats ‘in het nachtverblijf van de stad’.

Bijbelcitaat: Deux-Aesbijbel (1562), Lucas 2:7. Ende sy baerde haren eerstgeboren sone, ende wandt hem in doecken, ende leyde hem neder in de kribbe, om dat daer gheen plaetse en was voor hen in de herberghe. (Statenvertaling (1637): om dat voor haer lieden geen plaetse en was inde herberge.)

Gebruiksvoorbeeld: Wij, meneer de voorzitter, hebben vaak de indruk dat de naastenliefde binnen de bestuurlijke gelederen ver te zoeken is. Er is soms onvoldoende plaats in de herberg. (Meppeler Courant, nov. 1992)

Gebruiksvoorbeeld: [Reactie op een verzoek nog meer spullen in een overvolle ruimte te zetten:] In deze herberg geen plaats meer! (Politievrouw Vera Prins in t.v.-serie Baantjer (RTL4), 9-10-1998)