De hand aan de ploeg slaan, doortastend, zonder aarzelen, beginnen met het werk.
Hand en handen worden in verschillende vormen van beeldspraak gebruikt om over iemands daden of macht te spreken. Deze beeldspraak is universeel. In de bijbel kennen we haar bijvoorbeeld in (in) Gods hand, Gods sterke of machtige hand. Verder zijn er verschillende uitdrukkingen met hand(en) aan bepaalde bijbelpassages ontleend.
Bovengenoemde uitdrukking is afkomstig van Jezus’ terechtwijzing van een discipel die eerst thuis afscheid wil nemen voor hij Jezus volgt: ‘Jezus zei tegen hem: “Wie de hand aan de ploeg slaat en achterom blijft kijken, is niet geschikt voor het koninkrijk van God”’ (Lucas 9:62, NBV).
Bijbelcitaat: Liesveldtbijbel (1526), Lucas 9:62. Jesus sprac tot hem, Wie zijn hant aen die ploech slaet, ende siet te rugge, die en is niet bequaem totten rijcke gods.
Gebruiksvoorbeeld: [Laatste regels van het refrein van de verbondshymne van het Simplisties Verbond, midden jaren ’70:] Hou het leven simpel / Er blinkt nog zoveel aan de boeg / Sla beide handen aan de ploeg / En hou je wensen simpel / De helft is dik genoeg. (E. Sanders, Jemig de pemig! De invloed van Van Kooten en De Bie op het Nederlands, 1999, p. 92)
Gebruiksvoorbeeld: Harder dan tevoren zou ik voor Het Avondnieuws aan het werk gaan. Ik zou insgelijks de hand aan de ploeg slaan wat een paar onderwerpen betreft, waarin ik mij tot dusver onvoldoende had verdiept. (H. Lampo, De man die van nergens kwam, 1991, p. 243)
Doen wat zijn hand vindt om te doen, aanpakken wat zich voordoet.
De aanmaning om te doen wat de hand vindt om te doen, wordt gedaan door de Prediker, die op het tijdelijke van het aardse bestaan wijst en het advies geeft dit ten volle te benutten: ‘Doe wat je hand te doen vindt. Doe het met volle inzet, want er zijn geen daden en gedachten, geen kennis en geen wijsheid in het dodenrijk’ (Prediker 9:10, NBV).
Bijbelcitaat: Statenvertaling (1637), Prediker 9:10. Alles wat uwe hant vindt om te doen, doet [dat] met uwe macht.
Gebruiksvoorbeeld: Ik heb nooit gewikt en gewogen. Ik heb gedaan wat mijn hart mij ingaf en wat mijn hand vond om te doen. (N. Noordervliet, Tine of De dalen waar het leven woont, 1995 (1987), p. 70)
Op (de) handen dragen, ten zeerste respecteren, vereren of liefhebben; soms daarbij ook: beschermen.
In bijbelse passages wordt op de handen dragen gezegd van moeders die hun kinderen koesteren (Klaagliederen 2:20 en 22 in de Statenvertaling) en, in de Psalmen, van engelen, die de gelovige tegen alle onheil beschermen: ‘Hij zal aangaande u zijn engelen gebieden, / dat zij u behoeden op al uw wegen; / op de handen zullen zij u dragen, / opdat gij uw voet niet aan een steen stoot’ (Psalmen 91:11-12, NBG-vertaling). Naast het aspect van beschermen kent de uitdrukking tegenwoordig vooral de betekenis ‘ten zeerste respecteren, bewonderen, houden van’, dikwijls door een groep ten opzichte van een leidinggevende persoon e.d. Een klas kan bijvoorbeeld een lerares op handen dragen; zij wordt vereerd door de leerlingen en kan geen kwaad doen in hun ogen.
Bijbelcitaat: Statenvertaling (1637), Klaagliederen 2:20. Sullen dan de wijven hare vrucht eten? de kinderkens diemen op de handen draecht?
Gebruiksvoorbeeld: Zijn kleine, parmantige vrouw met heur wondermooie, donkere ogen droeg hij op de handen. (T. Kortooms, Mijn kinderen eten turf, 1967 (1959), p. 8)
Gebruiksvoorbeeld: Marieke de Vries. In Tilburg wordt ze op handen gedragen. Zowel in de raadszaal, waar ze al 16 jaar haar gezicht laat zien, als binnen de vakbond FNV. (Rooie Vrouwen Magazine, 1993, nr. 8)
Zijn handen in onschuld wassen, zich onschuldig verklaren; terecht of ten onrechte geen verantwoordelijkheid willen nemen voor een bepaalde misstand.
Zeer frequent is deze verbinding, die gebaseerd is op het ritueel van het wassen van de handen ten teken dat men aan vergoten bloed onschuldig is. Het wordt beschreven in Deuteronomium 21:6, maar het bekendst werd het door Pilatus, die, nadat Jezus veroordeeld was, ten overstaan van het volk zijn handen waste onder de woorden: ‘Ik ben onschuldig aan de dood van deze man. Zie het zelf maar op te lossen’ (Matteüs 27:24, NBV). De formulering zelf treffen we in enkele Psalmen aan, bijvoorbeeld in deze betuiging van onschuld in Psalmen 26:6: ‘Ik zal mijn handen in onschuld wassen, / een rondgang maken om uw altaar, HEER’ (NBV).
Bijbelcitaat: Liesveldtbijbel (1526), Psalmen 26:6. Ic wil mine handen wasschen met onscult, ende wil HEERE om uwen outare sijn. (In de Statenvertaling (1637): in onschult.)
Gebruiksvoorbeeld: Twee handen heb ik. / Ze weten weinig van mij af. / Zij wassen zich in onschuld / als in antimaterie, / hun schaduwen in mijn evenwicht. (H. Andreus, Verzamelde gedichten, 1983 (Een weinig science-fiction, 1965), p. 659)
Gebruiksvoorbeeld: Er is geen rechter waartoe de slachtoffers [de verjaagde bewoners van Kosovo] zich kunnen wenden. En de politieke elite wast haar handen in onschuld. (Trouw, 30-3-1999, p. 3)