Werkwoorden vervoegen
handen
Tegenwoordige tijd handen
Ik hand
Jij handt
hand jij?
U handt
Hij/Zij/Het handt
Wij handen
Jullie handen
Zij handen
Verleden tijd van handen
Ik handde
Jij/U handde
Hij/Zij/Het handde
Wij handden
Jullie handden
Zij handden
Voltooid deelwoord van handen
gehand
Tegenwoordig deelwoord van handen
handend