Wat is de betekenis van Spijt?

2024-04-19
Jannes H Mulder

Jannes H Mulder (2024)

Spijt

Spijt is het gevoel dat iets zowel anders als beter had gekund. Spijt hebben is beseffen dat door eigen handelen of gedrag iets jammerlijk verkeerd is gegaan. Spijt is stilstaan bij eigen nalatigheid. Gevoelens van spijt leiden eventueel tot excuses. Bij drukte op iemands tenen staan en ‘Sorry’ zeggen. ‘Sorry, sorry’ is het...

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

spijt

spijt - Zelfstandignaamwoord 1. ~ hebben over de wens koesteren een gemaakte keuze nog te kunnen veranderen Ik heb er spijt over weggegaan te zijn. 2. ten ~ ondanks Het slechte weer ten spijt is hij toch gekomen. spijt - ...

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

spijt

spijt - zelfstandig naamwoord 1. het jammer vinden omdat je iets verkeerd hebt gedaan ♢ hij voelde spijt omdat hij zijn zoon niet geholpen had 1. ergens spijt van hebben [het jammer vinden] ...

2024-04-19
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

spijt

- tot spijt van wie 't benijdt, tot ergernis van wie het anders zou willen. Helaas: tot spijt van wie 't benijdt wil de zangeres volgend jaar naar het altaar stappen met haar verloofde Antonio. - GvA, 17-12-2002.

2024-04-19
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

spijt

Ondanks; in weerwil van, niettegenstaande; ook: ten spijt (als nabepaling). - Zie ook spijts. Spijt mist en ontij hadden heel wat studenten er aan gehouden hun prijs persoonlijk te komen ophalen, Knack 21/2/1973, p. 49. Alleen als mensen van geloof kunnen wij, spijt alles, voldoende hoop opbrengen om blijven lief te hebben, David...

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Spijt

s., spyt, birou (it).

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SPIJT

I. zn. v., g. mv., 1. (w. g.) ergernis, wrevel: hij zal van spijt nog bersten; — (Zuidn., zegsw.) tot spijt van wie ’t benijdt; 2. leedwezen over iets waarvan men het gevoel heeft dat het ook anders had kunnen zijn ; bep. het gevoel iets verzuimd te hebben : tot mijn spijt moest ik thuisblijven ; daar zul je geen spijt van hebben, het...

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

spijt

I. v. (afval v. vlas bij ‘t hekelen). II. v. (1 verdriet, leedwezen; berouw; 2 wrok, gramschap, wrevel): 1. ergens spijt van hebben; ten (of: in) spijt van, eig. tot verdriet van, fig. ondanks: allerlei moeilijkheden ten spijt; Z.-N. zegsw. tot spijt van wie ‘t benijdt; 2. hij barst nog van spijt. III. vz. (ondanks): spijt allerlei mo...