1. (w. g.) ergernis, wrevel: hij zal van spijt nog bersten; — (Zuidn., zegsw.) tot spijt van wie ’t benijdt;
2. leedwezen over iets waarvan men het gevoel heeft dat het ook anders had kunnen zijn ; bep. het gevoel iets verzuimd te hebben : tot mijn spijt moest ik thuisblijven ; daar zul je geen spijt van hebben, het is goed, voordelig om dat te doen, te kopen enz.; — (iets zwakker dan) berouw: spijt van iets hebben, gevoelen;
3. (Zuidn.) leed, verdriet, smart;
4. ten, in spijt van, in weerwil van : in spijt van alle tegenwerking.
II. vz., (vrijwel veroud.) in spijt van, ten spijt van: spijt al zijn gebreken; sinds hij, spijt zijn kale kruin, een piepjong vrouwtje nam (Staring). Vgl. Spijts.
III. v., (gew.) afval van vlas bij het hekelen, hee.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk