spijt - zelfstandig naamwoord
1. het jammer vinden omdat je iets verkeerd hebt gedaan
♢ hij voelde spijt omdat hij zijn zoon niet geholpen had
1. ergens spijt van hebben
[het jammer vinden]
2. tot mijn spijt
[wat ik jammer vind, is ...]
3. spijt hebben als haren op het hoofd
[heel veel spijt]
Zelfstandig naamwoord: spijt
de spijt