noemt men in de bosb. de pathologische uitscheiding van hars in het hout van sommige houtsoorten (o.a. Pinus), die optreedt bij uitwendige beschadiging van de stam, bij de door te sterke buiging of wringing van de stam ontstane inwendige, tangentiale cambiumscheuren of bij de inwendige aantasting van het kernhout door zwammen.
Door de sterke harsafscheiding tracht de boom de uitbreiding van de infectie te voorkomen, of af te remmen. Verharst hout noemt men kienhout. Het is als timmerhout minderwaardig en wordt meest gebruikt als brandstof (vuurmakers). Het verharste hout van Aquilaria- en Gonystylus Soorten levert een kostbaar reukhout (aloëhout) (z. verder Hars).