noemt men de donker gekleurde, niet met water mengbare vloeistof, die naast gas, kool(cokes, houtskool enz. : en een waterige vloeistof, die o.a. ammoniak bevat, ontstaat bij de droge destillatie (carbonisatie) van een koolstofrijke massa, zoals steenkool, bruinkool, turf en hout. de samenstelling van de t. is zeer verschillend; ze hangt af van de aard van het uitgangsmateriaal en de omstandigheden, waaronder de carbonisatie wordt uitgevoerd.
Kool-t. in een opbrengst van 3—4% bij de droge destillatie van steenkolen in de gas- en cokesfabrieken verkregen, bevat meer dan 100 aromatische verbindingen. De kool-t. wordt in teerdestilleerderijen door gefractioneerde destillatie in 4 hoofdfracties gescheiden. Uit deze fracties worden, door extractie met verdunde basen en zuren en door herdestillatie, enige tientallen stoffen geïsoleerd (nl. koolwaterstoffen zoals benzeen, tolueen, naphtaleen en anthraceen; basische stoffen zoals pyridine, chinoline, indool; zure stoffen zoals phenol, de cresolen, naphtolen); de meeste van deze verbindingen worden verwerkt in kleurstof-, geneesmiddelen- en springstof industrieën. Als zodanig wordt een deel der tecroliën en van het residu (= pek) gebruikt voor het teren van houtwerk, als bindmiddel bij de fabricage van briketten en bij het onderhouden van wegen.
Houtteer, lichter van kleur en meer waterhoudend dan koolteer, wordt eveneens door destillatie in verschillende bestanddelen gesplitst, maar i.v.m. zijn hoog creosootgehalte zonder meer voor het teren van hout, schepen en touw gebruikt.