is het soortenrijkste gesl. (meer dan 1000 soorten) van de tot de sympetalen behorende fam. der Solanaceae en binnen deze fam. met een tweehokkig vruchtbeginsel, dadelijk te herkennen aan de plat uitstaande zoom der witte, rosé of paarse bloemen en de 5 fel-geel gekleurde helmknoppen, die tegen elkaar gedrukt zijn of zelfs met elkaar tot een buis zijn vergroeid. Tot S. behoren kruiden, struiken, klimplanten (b.v. de bitterzoet, S.dulcamara L.) en ook nog enkele bomen.
Verder behoren er toe ook enige tientallen soorten met onderaardse uitlopers, die aan het uiteinde tot knollen opzwellen; hiervan zijn er buiten Am. slechts 3 soorten bekend van de Canarische eilanden. Een van deze knollendragers is de econ. zo uiterst belangrijk geworden aardappel S. tuberosum L., die bij kruising met .S. demissum reeds voor Phytophthora immune hybriden heeft opgeleverd.Tot een andere sectie van de S. behoort de aubergine, S.melongena L. (Indon. terong).
S. nigrum L., de zwarte nachtschade, een zeer algemeen verspreid onkruid, is in Eur. giftig, maar wordt in Indon. geteeld en gegeten als groente (vruchten en bladeren).
Verder komen in Indon. nog voor: S. quitoense LAM., gele terong of terong koening, een uit trop. Am. in Indon. ingevoerde vrucht, geschikt voor compote; S.torvum Sw., takokak, een heester met eetbare, gele, ronde bessen; S.mammosum L., terong soesoe, een sierheester met mooie gele vruchten.
