(= sucrose = rietsuiker = beetwortelsuiker) is een disaccharide met de formule C12H22O11. Het is een kleurloze, kristallijne, zoete stof, smp. 154°, goed oplosbaar in water, nauwelijks in alcohol, onoplosbaar in aether.
S. komt voor in vrijwel alle planten (in de bloemen, bladeren en in de wortels), in suikerriet tot 20%, in suikerbieten in een hoeveelheid van 10-20%. Zowel uit het suikerriet als de beetwortel wordt de suiker op grote schaal gewonnen (z. Riet- en bietsuiker ). Het is van grote econ. betekenis als zoet- en voedingsstof. S. reduceert FEHLING’S proefvocht niet. Door hydrolyse (onder invloed van verdund zuur of het enzym invertase) gaat s. in een molecuul glucose en een molecuul fructose over.
S.kan worden vergist, daar in de gist ook het enzym invertase voorkomt, dat s. kan hydrolyseren, waarna andere enzymen voor de omzetting van glucose en fructose in alcohol en koolzuur zorgen. Door de bijen wordt de s. uit de nectar omgezet in een mengsel van glucose en fructose (= invertsuiker), het zoete bestanddeel van de honing.