Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Riet- en bietsuiker

betekenis & definitie

Het fabricageproces voor beide producten uit resp. suikerriet en suikerbieten kan verdeeld worden in:

(1) sapwinning,

(2) sapzuivering,

(3) sapconcentratie,

(4) kristallisatie,

(5) kristal- en stroopscheiding,

(6) stroopuitputting.

Vanaf 2 is het proces vrijwel gelijk.

(1) Sapwinning. In de rietsuikerfabrieken geschiedt deze door uit de rietstengels het sap te persen in een z.g. molenbatterij, d.i. een serie van 3 tot 6 drie-rollige walsen. De vezels kunnen niet verder dan tot ca 55 % droge stof worden uitgeperst. Daarom verdringt men het oorspronkelijke sap door sap van lager concentratie en perst opnieuw uit; bij de laatste molen gebruikt men lauw water. Men noemt dit verdringingsproces imbiberen en onderscheidt het z.g. voorpers- en naperssap, dat tot ruwsap samenvloeit. Met een 4-moleninstallatie is een sapwinning van 80% resp. een suikerwinning van 95 % mogelijk.

De overblijvende vezels worden ampas genoemd. In de beetwortelsuikerfabrieken wint men het suikersap door een dialyse- en osmoseproces in z.g. diffusiebatterijen. Hierin worden de fijngesneden bieten in tegenstroom uitgeloogd. De overblijvende pulp wordt als veevoer gebruikt.

(2) In het sapzuiveringsproccs verwijdert men zo goed mogelijk de niet-suikers. Deze bestaan voorn. uit organische plantenzuren en hun kalium- en natriumzouten, eiwitten, colloïden zoals pectinen, slijmen en gommen, kleurstoffen en kleurvormende stoffen zoals polyphenolen en ijzerverbindingen. de meest effectieve wijze is de z.g. dubbele carbonatatie met daaropvolgende dunsap-zwaveling.

(3) Sapconcentratie. Het iets zure dunsap (pH 6,8) wordt nu tot 110 oC verhit en door verdamping van ca 15 tot 65% droge stof ingedikt tot diksap. Door het vrijkomen van vluchtige onzuiverheden treedt veelal nog een kleine zuiverheidsstijging tijdens deze concentratie op.

(4) dekristallisatie van de suiker in het diksap geschiedt in vacuüm-kookpannen. Men verdampt in vacuüm zoveel water tot men een sterk oververzadigde suikeroplossing krijgt. Door inbrengen van suikerstof of door een plotselinge vacuumstoot kristalliseert dan een deel van de oververzadigde suikeroplossing spontaan uit tot fijne kristallen. Door bijvoegen van diksap, waaruit het water verdampt, laat men nu bij matige oververzadiging deze fijne kristallen tot de gewenste grootte aangroeien. Dan sluit men de verwarmingsstoom af, verbreekt het vacuüm en laat de kristalbrij af in een koeltrog (malaxeur). Door de afkoeling bij atmosferische druk put zich de moederloog nog wat uit en verdampt er nog wat water bovendien.

(5) De kristal- en stroopscheiding verkrijgt men in de centrifuges.

De vulmassa kruipt hierbij onder invloed van de centrifugaalkracht omhoog en dringt zich tegen de wand. De stroop vindt daarbij een uitweg door de mazen en perforaties en vloeit in de goot van de buitentrommel door de afvoerpijp af. De droge kristallen blijven tegen het gaas achter. Bij ruwsuikerfabricage is dit het eindproduct. Bij witsuikerbereiding wast men de stroopfilm om de kristallen met water en stoom eerst af en na het droogdraaien lost men de witsuiker uit de centrifuge, bij stilstand door uitscheppen of langzaam draaiend met een ploeg. De suiker wordt in een schudgoot onder de centrifuges opgevangen en tijdens transport met lucht gekoeld en opgezakt.

(6) De stroopuitputting. De z.g. groene stroop wordt ter ontgreining (grein = korrel) verdund en verwarmd en nogmaals op een laag van diksapvulmassa verkookt.

De melasse is de eindstroop waarin ca 75 % van de onzuiverheden uit het ruwsap terechtkomen. Hieruit kan de suiker niet meer op de beschreven wijze worden gewonnen.

Suikerraffinaderijen zijn suikerfabrieken, die van ruwsuiker en naproductensuiker, afkomstig van ruw- resp. witsuikerfabrieken, als grondstof uitgaan. De sapwinning is hierbij vervangen door het affinatieproces (affineren = zuiveren). Dit komt neer op een scheiding van kristal en stroopfilm.

In de sapzuivering gaat men door carbonatatieen intensieve filtratie over beender- of actieve kool (soms beide) veel verder met de niet-suikerverwijdering. Men verkrijgt een waterheldere, kleurloze suikeroplossing van 60 -70% suiker bij 99% zuiverheid. In een meervoudige kristallisatie verkrijgt men bijna absolute zuiverheid. In Ned. is alleen de Wester Suikerraffinaderij een volledige raffinaderij. Zij bezit de grootste ontkleuringsinstallatie van het vasteland van W. Eur.

Suiker is vrijwel geheel gekristalliseerde saccharose met sporen water. Het schijnbaar verschil tussen biet- en rietsuiker wordt als regel veroorzaakt door sporen raffinose, welke in de biet naast saccharose voorkomen en langgerekte kristallen doen ontstaan. De structuur van de moleculen van biet- en rietsuiker is echter volkomen identiek.

Bij gebruik van verdunde zuren hydroliseert de saccharose tot invertsuiker (een mengsel van gelijke delen glucose en fructose).

Suiker is een hoogwaardige voedingsstof. Het wordt, behalve in de huishouding, gebruikt in tal van voedings- en genotmiddelen, zoals koek, biscuit, banket, suikergoed, consumptieijs, conserven, enz., terwijl zij ook van betekenis is in de pharmacie. Suiker wordt in wel 60 var. in de handel gebracht; enkele hoofdsoorten zijn: kristal, basterd, tabletten, broden, kandij, vloeibare suiker. Daarnaast bestaan verschillende soorten stroop.

Als bijproducten van de suikerindustrie kunnen worden genoemd:

(1) melasse, ca 3 % bij het riet, bij de biet 3 à 4%.. Veelal verwerkt op spiritus en potas. Ook gebruikt ter vermenging met veevoeders en in de trop. landen toegevoegd aan het irrigatiewater als kalimeststof.

(2) Schuimaarde (filtervuil): Carbonatatie schuimaarde is een prima kalkmestof.

(3) Ampas (riet) ca 23%. Behalve voor brandstof voor eigen gebruik, wordt het verkocht aan de papierindustrie en voor bouwplaten gebruikt.

(4) Pulp (uitgeloogde snijdsels biet), veevoeder: diffusiepulp, geperst, bekend als natte pulp; gedroogde pulp; melassepulp (mengsel van gedroogde pulp en melasse); suikerpulp (gedroogde bietsnijdsels, waaraan niet alle suiker is onttrokken).

H. A. LENIGER.