Plantengesl. van de fam. Gramineae, waartoe ook het suikerriet behoort.
JESWIET onderscheidt S.officinarum, S.spontaneum, S.burberi, S. sinense en S.robustum. Tot S.officinarum behoren alle edele rietsoorten; S.spontaneum komt op Java in het wild voor en is met veel succes gekruist met nobel riet, waardoor bastaarden werden verkregen die zeer resistent bleken legen sereh- en mozaïekziekte. Bastaarden van suikerriet met S.sinense worden in de Ver. St. wel aangeplant, daar ze eveneens resistent zijn tegen mozaïekziekte.Onder S.barberi verstaat men een groot aantal wilde en half wilde, tamelijk kouderesistente rietsoorten, die in India voor de suikerproductie werden verbouwd. S.robustum bevat een aantal zeer forse, nieuwe rietsoorten, die niet zo lang geleden in Nw.-Guinca werden gevonden en waarvan de waarde voor de praktijk nog onvoldoende bekend is.
