Er is een tijd geweest, dat de cultuur van p. alleen aanbevolen werd op de slechte gronden. Dit standpunt heeft men wel verlaten, maar de pruimencultuur is in Ned. toch nooit een cultuur van grote omvang geworden.
Dit is voor een deel hieraan toe te schrijven, dat de teelt vrij onzeker is. Onzeker t.o.v. voldoende opbrengst en onzeker m.b.t. het gezond blijven der bomen. De zekerheid omtrent het verkrijgen van een voldoende opbrengst is wel groter geworden door het nemen van meer cultuurzorgen, doch er kunnen in elk geval nog ziekten optreden, waartegen weinig te doen valt en die met voortijdig afsterven der aangetaste planten eindigen.Het is voorn. de loodglans, die een slechte rol speelt. Toch is de p. wel aan te bevelen en dan voorn. als wijkerplant bij kersen. Hierbij speelt het wegvallen door ziekte geen belangrijke rol, daar men de p. dan toch niet lang wil handhaven. Men kan door het kiezen van bepaalde onderstammen, die geen grote ontwikkeling veroorzaken, het wijker-karakter nog meer versterken.
De p. behoort tot de fam. der Rosaceae, subfarn. Prunoideae, gesl. Prunus, ondergesl. Prunophora.
Het is vaak ondoenlijk om de afkomst te bepalen van de pruimen var., daar er een zeer intensieve kruising tussen de verschillende soorten en var. heeft plaatsgehad.
De p. wordt i.h.a. voortgekweekt door enten en wel op verschillende onderstammen, nu men er toe is overgegaan de onderstammen te selecteren en standaardiseren en voor een deel ongeslachtelijk voort te planten.
Vroeger entte men voorn. op varkens-p., maar men is tegenwoordig tot het inzicht gekomen, dat deze onderstam niet in alle opzichten aan te bevelen is. Dit wil niet zeggen, dat daarom alle andere onderstammen goed zouden zijn voor alle var. Men heeft in de laatste jaren wel enige ervaring opgedaan omtrent de mogelijkheden van de onderstam, die men voor een bepaalde var. kan gebruiken, maar er is nog veel onderzoek en praktijkervaring nodig voor men voldoende zekerheid heeft. Men heeft sterk groeiende onderstammen: Brompton en Myrobalana (B); matig groeiende : Pershore, St Julien A, Black Damas C, Common plum, Marunke en Brussels; zwakgroeiende: Common mussel, St Julien G, Kroosjespruim, Mariana en Tonneboer.
De beste pruimenvar., die ook veel worden verbouwd, zijn: Reine Claude d’Oullins, Reine Claude d’Althan, Reine Victoria, Ontario, Monsieur Hâtive, Early Laxton en Early Rivers (Eldense blauwe), Reine Claude verte d’Hoeffer.
De p. worden zowel als hoogstam, halfstam en struik gekweekt. De plantafstanden zijn 6 à 9 m. Men kan ook bij deze vruchtsoort een blijver-wijkersysteem toepassen, waarbij men dan de zwakgroeiende typen als wijkers neemt en de sterkgreciende als blijvers.
De wijkers kan men desnoods ook nog op zwakgroeiende onderstammen plaatsen.
de var., die gemakkelijk door loodglans worden aangetast, kunnen het best als wijkers worden gebezigd. Zo b.v. Reine Victoria en Early Laxton. Bij de variëteitenkeuze moet goede aandacht geschonken worden aan de eventuele noodzakelijkheid van kruisbestuiving.
In de laatste jaren is de kascultuur van p. naar voren gekomen, als gevolg van de mindere vraag naar tomaten. Nu loopt deze cultuur weer enigszins terug. Men kiest voor deze teelt meestal var. uit de groep der Prunus salicina (triflora ROXB.), de z.g. Japanse pruimen. Men neemt alleen zeer vroegrijpe var. en var. die zelffertiel zijn of bij kruisbestuiving gemakkelijk vrucht zetten. De meest gebruikte typen zijn Golden Japan, June Blood, Metley en Formosa.
Ook kiest men nog wel een enkele Eur. p., b.v. de Utility. Voor de cultuur verwijzen wij naar: Leerboek der Fruitteelt.
De plagen en kwalen, waaronder de p. het meest te lijden hebben, zijn: de pruimezaagwesp die gemakkelijk te bestrijden is met gammexane. direct na de bloei toe te passen en bladluizen, welke men bestrijden kan met 6% vbc of DNC in Jan. of met fosforesters 1°/00 tijdens de groei. Spint dat te bestrijden is met minerale olie in Mrt, met Californische pap 1à ¾ % of met parathion 1°/00 gedurende de zomer. Van de schimmelziekten is de loodglans wel de meest gevaarlijke, waartegen voorlopig nog weinig te doen valt. Men doet goed, ter voorkoming van aantasting, in de zomer te snoeien, waardoor men de besmetting der snoeiwonden kan vermijden. De sporen van genoemde schimmel verspreiden zich nl. tijdens de wintermaanden.
de drie voornaamste teelteentra in België zijn: het Hageland, de omgeving van Namen en Z. Limburg. Alleen in het eerstgenoemde teeltgebied worden er nog nieuwe boomgaarden aangelegd. De pruimenproductie is in België te groot voor eigen gebruik. Deze bedraagt 30 tot 35 millioen kg, terwijl er gemiddeld nog geen millioen kg wordt uitgevoerd. De invoer van verse pruimen uit Italië, begin Juli, bedraagt gemiddeld 2 tot 3 millioen kg.
Om al deze redenen is de teelt niet meer lonend en worden er veel bomen en zelfs boomgaarden gerooid. Alleen de Monsieur Ha live, Monsieur Jeaune, Reine Claude Crottée, Monarch en Bleu de Belgique houden nog best stand wat de prijs betreft.
A. M. SPRENGER J.HIEMELEERS.