Talrijke insecten leven borend onder de opperhuid van bepaalde plantendelen, meestal van bladeren. Dit noemt men m. en de aantasting heet een mijn.
Naar hun vorm onderscheidt men verschillende typen van mijnen, de meest algemene zijn de gangmijn en de plaatsmijn, de laatstgenoemde soms overgaande in de blaasmijn, wanneer de overgebleven opperhuid een weinig opgeblazen is. Door deze mijnen kunnen belangrijke gedeelten van de bladschijf worden vernield. Mijnen kan men op vrijwel alle planten aantreffen, zelfs op sommige Cryptogamen, zoals varens. Op Monocotylen lopen de mijnen als regel evenwijdig aan de nerven. Minerende insecten of z.g. mineerders treft men onder verschillende orden aan. Zeer talrijk zijn ze onder de vliegen, Diptera; een gehele soortenrijke fam.
Agromyzidae, mineervliegjes, dankt haar naam aan deze levenswijze. Onder de vlinders, o. Lepidopkra, staan talrijke kleine motjes als mineerders te boek, vooral uit de fam. Gracilariidae en verwante fam. Onder de kevers, o. Coleoptera kent men enkele snuitkevers, fam.
Curculionidae, voorts Buprestidae e.a. als mineerders. Bestrijding van de insecten is dikwijls moeilijk, in bepaalde gevallen echter geeft nicotine of parathion-bespuiting uitkomst.