komt in aanmerking voor houtsoorten en houtwerken, welke van nature voor het gebruiksdoel onvoldoende duurzaam zijn (z. Hout).
Het verduurzamingsmiddel moet een krachtige en langdurige werking hebben, mag dus niet in weinige jaren verdampen, uitgeloogd worden of zich chem. in onschadelijke stoffen omzetten. Het moet voldoende diep indringen. Voor bepaalde doeleinden dient het kleur- en of reukloos te zijn, moet het hout na de behandeling geverfd of gelakt kunnen worden of mogen de behandelde houtwerken op mens, huisdier of plant in bak of kas geen schadelijke uitwerking hebben.
Het gebruiksdoel bepaalt grotendeels de aard van het verduurzamingsmiddel en de wijze van toepassing. De behandelingsmethode dient zich ook aan te passen aan de aard en hoedanigheid van het hout.
Bij goed doorlatende houtsoorten, onder niet te zware beproeving, zijn oppervlakkige behandelingen, zoals bestrijken of bespuiten, veelal reeds voldoende. Met drenken van het hout door onderdompeling bereikt men een diepere indringing, terwijl de hoogste opname verkregen wordt met impregnering onder druk in gesloten ketels. Moeilijk doorlatende houtsoorten vereisen bijzondere impregneermethoden.
De belangrijkste verduurzamingsmiddelen zijn teer met zijn destillatie-producten, in water oplosbare zouten en in organische oplosmiddelen opgeloste giftige stoffen.