Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Bak

betekenis & definitie

1. Een b. is een verzamelnaam voor een groep van fust, vooral gebezigd in de tuinbouw en waarbij de hoogtemaat gering is in verhouding tot de lengte en de breedte.

I.h.a. beslaat de b. uit een bodem en zijkanten van aan elkander sluitende plankjes; dit in tegenstelling tot de kralen de fruit-of groentekist, waarbij de plankjes niet aan elkander sluiten. Voorb.: aardbeienbak, kersenbak, pootaardappelbak, druivenbak of pootjesbak. In het laatste geval zijn in de vier hoeken driehoekige steunen (de poten) aangebracht, welke ca 5 cm boven de zijkanten uitsteken.2. Lage kweekruimte onder glas voor het opkweken van groenten, bloemen, boomkwekerijgewassen, enz. bestaande uit: bakpalen of standaards, schroten, ribben, of zijschotten en eindschotten.

De bakken zijn te onderscheiden in enkele en dubbele bakken, die zowel voor groenteteelt als voor bloementeelt gebruikt worden, en Boskoop.se bakken, welke speciaal bij de boomkwekerijen in gebruik zijn.