Het bedekken van gewassen met vloeistof, die met behulp van speciaal gebouwde spuitdoppen onder druk versplinterd wordt tot druppels van ca 100-150 micron en dan weggeslingerd, meestal ter bestrijding van ziekten, insecten c.d. Aanvankelijk geschiedde dit vooral met behulp van een handspuit, rugspuit of vatspuit, terwijl in de 20e eeuw ook motorspuiten in gebruik kwamen (in Ned. in 1923).
De gebruikte druk is bij rugspuiten I½ tot 7 at, bij motorspuiten 20-40 at en in speciale gevallen 40 à 50 at. In boomgaarden wordt 2000 tot 4000 l/ha, in de winter tot 6000 l/ha verspoten. Bij de bespuiting van veldgewassen worden nog wel paardenspulten gebruikt, waarbij 600-1000 l/ha wordt verspoten.Sedert 1948 is men in Ned. begonnen met het vernevelen van bestrijdingsmiddelen, en vooral in boomgaarden begint de luchtnevelspuit de motorspuit te verdringen. Ook bij de ziektebestrijding in aardappels, bloembollen e.d. gebruikt men meer en meer vernevelaars en rugspuiten met neveldoppen.