noemt men een boscomplex beheerd door een houtvester, d.i. een wetenschappelijk gevormd bosbouwkundige, vaak bijgestaan door een adjunct-houtvester. Tevens is het een administratieve bedrijfseenheid binnen een groter bosbezit.
In W.Eur. hebben de h. een oppervlakte van ca 2000 ha (Denemarken) tot ca 10.000 ha (N. Duitsl.); in de tropen zijn ze meestal groter. In Ned. zijn thans 15 Staatshoutvesterijen nl. te Alkmaar, Apeldoorn, Assen, Breda, Eindhoven, Emmen, Haarlem, Helmond, Leeuwarden, Maastricht, Nijmegen, Utrecht en Zwolle. Bovendien zijn er verschillende particuliere h. Een h. is meestal verdeeld in 3-5 boswachterijen, welke onder leiding staan van een middelbaar geschoolde boswachter. De laatste zorgt vooral voor de uitvoering van de werkzaamheden in zijn boswachterij. Bij zeer grote bosbbezittingen kunnen h. worden samengevoegd tot inspecties onder toezicht van een inspecteur. In Ned. zijn de Staatshoutvesters niet alleen belast met het beheer hunner h., maar tevens met het toezicht op de uitvoering van enkele wettelijke bepalingen betreffende de bosb. Naast de beheershoutvesters kent men hier te lande ook de houtvesters in algemene dienst: die voor de bedrijfsinrichting en die voor de natuurbescherming.
De onder het bosregime staande bossen en wouden zijn in België ingedeeld in 45 h., die in 15 inspecties gegroepeerd zijn, aan het hoofd waarvan meestal een woudmeester staat. Deze inspecties, met tussen haakjes aangegeven aantal houtvesters, zijn: Aarlen (3), Antwerpen (2), Bergen (3), Bouillon (3), Brussel (3), Dinant (3), Gent (2), Hasselt (3), Luik (3), Malmédy (4), Marche (3), Namen 4 :, Neufchateau (3), St Hubert (4), Verviers (2).