Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Gladiool

betekenis & definitie

Een knolgewas, behorende tot de lam. der Iridaceae, inheems in Z. Air. en landen rondom het O. deel der Middell.

Zee. Het is het belangrijkste bijgoed-artikel. Beplante oppervlakte in 1951 ca 2100 ha.De g. worden in 2 groepen verdeeld: de kleinbloemige of vroegbloeiende soorten en de grootbloemige of laatbloeiende.

Van de eerstgenoemde groep zijn de volgende de belangrijkste.

Gladiolus colvillei met de var. ‘The Bride’, wit met witte helmknoppen en albus, wit met blauwe helmknoppen. Bloeitijd Mei-Juni.

G. nanus, een dwergras met gebogen bloemen. Bloemen hebben een licht omlijst vlekje. Bloemkleur roze of rood. Bloeitijd Juni.
G.ramosus, tamelijk hoog, bloemkleur rose en rood met gele vlekjes. Var. ‘Non plus ultra’, rood. Bloeitijd Juni.

De vroegbloeiende g. worden in het najaar geplant, kunnen geforceerd worden en zijn uitstekende snijbloemen. Van de groep grootbloemige g. is door de talrijke willekeurig uitgevoerde kruisingen geen indeling meer mogelijk. Ze danken hun ontstaan in hoofdzaak door kruisingen uitgevoerd tussen verschillende uit Z.Afr. afkomstige spp., waarbij vooral de G.primulinus een voorname rol heeft gespeeld. In het thans bestaande buitengewoon uitgebreide sortiment zijn praktisch alle denkbare kleuren aanwezig. De cultuur vindt voorn, plaats op zand-, zavel- en lichte kleigronden. De planttijd valt van half Mrt tot half Apr. Bloeitijd eind Juni-eind Sept.

Ze zijn voor de snijbloemencultuur van zeer grote waarde. De vermenigvuldiging is ongeslachtelijk d.m. v. kralen en knollen.

Oogsttijd Sept. half October.

Voornaamste ziekten:

droogrot (Sclerolinia gladioli),

hardrot; (Septoria gladioli),

Botrytis gladiolorum,

brand (Tubercinia gladioli),

schurft (Pseudonomas marginata),

thrips (Taeniolhrips gladioli).

< >