1. (veet.) de l. is het gedeelte van de onderkaak van het paard, zowel aan de linker- als aan de rechterzijde gelegen, tussen de laatste snijtand, of bij ruin en hengst de haaktand, en de eerste kies. Hier is het been slechts door het mondslijmvlies bekleed.
Het is de plaats waar het bit komt te liggen. Meestal wordt het woord in het mv. gebruikt.2. (plantk.) L. of etage. Element in de verticale structuur der vegetatie; geconcentreerde plantenmassa in een vegetatie, op zekere hoogte boven de grond en daaraan evenwijdig. B.v. boomlaag, kruidlaag (z. Gelaagdheid).
