Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Corchorus

betekenis & definitie

Opgericht, weinig vertakt kruid tot 4 m hoog. Van de talrijke C.-soorten (fam.

Tiliaceae), welke in de tropen voorkomen, zijn de C. capsularis L. (met ronde zaadbol) en de C.olitorius L. (met langwerpige zaadbol) wel de belangrijkste bastvezel-leverende soorten, waaruit de echte of India-jute wordt gewonnen. Hiervan is de C. capsularis L., die de best gekleurde, fijnste en sterkste vezel levert de belangrijkste; de vezel van C. olitorius L. is wat zachter. Het voornaamste productiegebied is de prov. Bengalen in Pakistan met als uitvoerhaven Calcutta. Naast katoen is de jute-vezel de meest belangrijke textielvezel ter wereld.

De vezel is niet zo sterk als de vlasvezel en slecht tegen vocht bestand. Jute-vezel behoort tot de zachte touwvezels en wordt in hoofdzaak verwerkt in garens (‘warp’ en ‘weft’) en weefsels (‘hessian’ en ‘’sacking’) voor de fabricage van voer- en paklinnen en jute-zakken, grof touw en papier (‘cuttings’) en voorts als grondweefsel voor tapijten, linoleum en canvas.

Cultuur.

De jute-cultuur is in hoofdzaak een bcvolkingscultuur. Jute eist een warm, vochtig klimaat met ruime regenval tijdens de groeiperiode. Vruchtbare leemhoudende grond, klei- en zavelgrond worden het meest geschikt geacht, terwijl een zorgvuldige grondbewerking door middel van ploegen en eggen noodzakelijk is. Plet zaaien geschiedt breedwerpig als nagewas op de afgeoogste rijstvelden. Uitdunnen en wieden geschiedt in handenarbeid. Jute put de grond sterk uit, hetgeen begrijpelijk is als men in aanmerking neemt, dat een geslaagd gewas 45000 kg/ha groen product oplevert. Aangezien de meeste gronden door het regelmatig onder water lopen telkens een verse sliblaag krijgen, wordt nog weinig bemest, al zal men op de hoger gelegen gronden hiertoe wel over moeten gaan.

Oogsten.

Men oogst het gewas na 3 à 4 maanden, wanneer het in bloei is geschoten, door de stengels vlak boven de grond af te snijden of met wortel en al uit te trekken. De planten zijn dan 3 tot 4 m hoog en de stengels gemiddeld een vinger dik. Men legt de stengels in bossen in ondiepe poelen of riviertjes te roten en na 10 à 20 dagen wordt de vezel met de hand gestript, gespoeld en dan gedroogd. Het vezelrendement bedraagt 4 à 4-,5%, zodat men van goede gronden 1800 kg droge vezel per ha kan verkrijgen. De droge vezel werd in bundels of balen naar Calcutta vervoerd en daar verwerkt; tegenwoordig zoveel mogelijk in nieuwe fabrieken in Pakistan. De harde, houtachtige ondereinden worden afgesneden (cuttings) en de vezel wordt verder verwerkt in twee klassen, nl. de sterke, lange, fijne lichtgele vezel in ‘hessians’ en de meer donkere, grovere vezel in ‘sacking’.

J. C. FRIEDERICH.