Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Bezit

betekenis & definitie

Het feitelijk uitoefenen van de beheers- en beschikkingsbevoegdheid over enig goed, als eigenaar. Bijna altijd is de bezitter dus tevens eigenaar, en omgekeerd.

Het onderscheid is van belang b.v. in geval van een betwiste begrenzing van enig onroerend goed; de bezitter heeft het vermoeden vóór zich en wordt in zijn b. beschermd; de tegenpartij moet stellen en bewijzen, dat, ondanks dat feitelijke b. van de ander, hij de ware eigenaar van het bewuste goed is. B. te goeder trouw leidt mettertijd, door verjaring, tot volledige, onbetwistbare eigendom.
B. te kwader trouw niet; bezitter te kwader trouw is hij, die weet, niet de eigenaar te zijn. T.a.v. roerend goed geldt de bezitter in de regel zonder meer als eigenaar; behoudens dat degene, die iets verloren heeft of wien iets ontvreemd is, het verlorene of gestolene binnen een jaar kan terugvorderen, voorzover het intussen niet op een markt of veiling verkocht is. In het B.W. is dit alles uitvoerig geregeld.