Met een dijk omringen of afsluiten van:
a. aanwassen, opwassen of andere buitendijkse gronden (z. Landaanwinning);
b. reeds binnen de zee- of rivierwaterkering gelegen gronden, die tot dusver boezemland geweest zijn;
c. veenplassen, meren of diepere gedeelten van de zee met de bedoeling deze droog te malen en een droogmakerij te vormen. Heeft meestal ten doel na regeling van de lozing, de af- en ontwatering, de ontsluiting en de verkaveling, landbouwgrond te winnen of die te verbeteren (z. Polder).