Werkwijze om, meestal onder bevordering van slibafzetting, aan de kust nieuw land te verkrijgen. L. heeft op grote schaal tot de vorming van Ned. bijgedragen: grote delen van Gron., Friesl., N.Holl., Z.Holl., Zeel. en N.
Brab. zijn langzamerhand aangewonnen. De daarbij gevolgde werkwijzen lopen uiteen. In eenvoudige gevallen kan men volstaan met het bedijken van opgeslibde gronden. Deze opslibbing voltrekt zich in kalme zee-inhammen, soms ook op zandplaten in de zee-armen. Niet altijd is de aldus aangewonnen grond even vruchtbaar; soms bevindt zich veel zand tot in de bovengrond.Vrijwel overal langs de kust is de stroomsnelheid thans echter te groot om slibafzetting van betekenis te krijgen. Voorwaarde is, dat het water geheel of nagenoeg geheel tot stilstand komt; terwijl aan een 2e voorwaarde, indien enigszins mogelijk, eveneens moet worden voldaan: de afgezette sliblaag moet aan de lucht kunnen drogen, waardoor de aanhechting aan de bodem wordt bevorderd. Te dien einde zijn reeds van oudsher, vooral in het N.O. van Ned., stelsels van grote en kleine dammen zee-inwaarts aangelegd, die, zonder het binnentreden van het slibrijke zeewater bij vloed te verhinderen, het zodanig geleiden en tussen de
dammen tot rust brengen, dat het slib zich kan afzetten. Door een zeer intensieve begreppeling hoogt men het land op en ontwatert het tevens. De thans toegepaste systemen hebben gemeen: het afsluiten van grote kreken (voor zover aanwezig), de aanleg van opstrekkende dammen (haaks op de kust), b.v. om de 400 m, daartussen dwarsdammen (evenwijdig aan de kust), b.v. om de 200 m; daarbinnen greppels om de 5 m. Een aan- tevens afvoersloot laat bij vloed het water binnenstromen en voert bij eb het water weer zeewaarts. De dammen worden van aarde opgeworpen en met zoden afgedekt, of bestaan uit rijswerk en /of palen. Men brengt hiermee, door steeds het systeem uit te breiden, de aanslibbing zover mogelijk zee-inwaarts tot de stroming te sterk en verdere aanwinning dientengevolge zeer moeilijk wordt.
Dan volgt bedijking. De hier beschreven systemen vinden o.a. in de Dollard en in de Lauwerszee toepassing, voorts langs de gehele N. kust van Gron. en plaatselijk langs de kust van Friesland.
In Zeel. heeft men sedert 1925 bij de l. veel steun ondervonden van Spartina, het slijkgras. Dit groeit in de Zeeuwse wateren welig en schept door zijn dichte vegetatie uitstekende omstandigheden voor slibafzetting. Zo heeft de in 1949 ingedijkte Quarlespolder, gelegen tussen Walcheren en Z.Beveland, een dikke sliblaag, waarvan de afzetting voorn. te danken is aan het uitplanten van slijkgras in 1925. Ook in de enige jaren geleden ingedijkte Braakman is de slibafzetting door dit gras krachtig bevorderd.
Een onderzoek is gaande om vast te stellen in hoeverre deze kostbare landaanwinningswerken door de kwaliteit van de thans reeds aanwezige wadgronden gemotiveerd worden.