Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Polder

betekenis & definitie

(1) P. is een gebied met waterlopen, waarvan de verbinding met het zich buiten het gebied bevindende water, is of kan worden verbroken en waarin de waterstand d.m.v. kunstwerken vrijwel onafhankelijk van de stand van het omringende water op een bepaald peil kan worden gehandhaafd. Doorgaans liggen de gronden in de p. lager dan het buitenwater en is een waterkering in de vorm van dijken of kaden aanwezig.

Bij gering hoogteverschil tussen binnen- en buitenwater kan de waterkering uit eenvoudige afsluitingen, dammen, in de waterlopen bestaan.I.h.a. dankt een p. zijn ontstaan aan de behoefte tot regeling van de waterhuishouding t.b.v. het landb. bodemgebruik in het betreffende gebied. De inrichting van de p. moet hierop zijn afgestemd. Naast waterkering is daartoe handhaving van de waterstand op de voor het bodemgebruik meest gewenste hoogte, het polderpeil, hoofddoel. Dit polderpeil is de hoogte van de waterstand, uitgedrukt t.o.v. N.A.P., naar het handhaven waarvan men bij de bemaling van de polder of bij het hanteren van kunstwerken van natuurlijke lozing streeft. Vaak onderscheidt men zomer- en winterpeil. Vroeger was het laatste (b.v. van 1 Oct.-l Apr.) hoger gesteld uit zuinigheidsoverwegingen bij de bemaling of anderszins. Thans weet men, dat dit uit den boze is en houdt men het winterpeil laag (één of enige dm lager dan het zomerpeil) om schade door wateroverlast, structuurbederf, e.d. te voorkomen. Vaak zijn voor de overgangen van winter- op zomerpeil en van zomer- op winterpeil data vastgesteld. Beter kan men het tijdstip van overgang van de weersomstandigheden laten afhangen en zorgen, dat de grond in het voorjaar een zekere vochtvoorraad behoudt om in de zomer geen verdroging te krijgen. De overgang op winterpeil valt dan bij het begin van de herfstregens. Sterk in hoogteligging afwijkende delen van de p. krijgen meestal een van het hoofdgebied afwijkend peil; dammen in de sloten scheiden het water binnen deze delen van het overige water van de p. Wordt het peil hoger gehouden, dan spreekt men van opkeringen, welke meestal over overlaten of door afsluitbare duikers op het hoofdgebied van de p. lozen. Lagere delen heten onderbemalingen. Zij lozen met een eenvoudige bemalingsinstallatie, meestal een windmolentje van zeer eenvoudige constructie.

Niet alleen moet het polderpeil op de juiste hoogte worden vastgesteld, de waterstand moet door afvoer van overtollig water en door aanvoer in perioden van droogte ook ter hoogte van het polderpeil worden gehandhaafd (z. ook Waterbeheersing). Meestal moet in de maanden Oct. t/m Mrt overtollig water, waterbezwaar, door afwatering en lozing uit de p. worden verwijderd. Voor de afwatering dienen sloten en wateringen. De sloten, die ook vaak (vooral in graslandgebieden) als perceelsscheiding fungeren, krijgen meestal minimumafmetingen, b.v. 45 cm diep onder het polderpeil en 50 cm bodembreedte, daar zij anders te spoedig zouden vervuilen. In gedraineerde gebieden liggen de perceelssloten veelal 150-250 m uiteen; in niet-gedraineerde p. bedraagt de onderlinge afstand 25-50 m. Dwarssloten verbinden de perceelssloten en vormen eveneens perceelsscheidingen.

De perceelssloten monden uit in grotere waterlopen, tochten, weteringen, vlieten, algemeen wateringen genoemd, die het water naar het lozingspunt voeren. De afmetingen van de wateringen zijn afhankelijk van de grootte van het erdoor afwaterende gebied, de afvoercoëfficient en het verhang, dat men in de wateringen kan toelaten. Het tracé van de wateringen valt, vooral in Zeel., vaak samen met in de p. aanwezige diepe kreken of geulen. In het overige polderland volgen de waterlopen in oude p. terreinlaagten; in de jongere p. is een strakke verkaveling tot stand gebracht: evenwijdige perceelssloten, die in haaks daarop verlopende wateringen uitmonden.

De lozing van het overtollige water heeft plaats door kunstwerken, die het binnen- en buitenwater verbinden. Deze kunstwerken kunnen zijn: a.Uitwateringssluizen of afsluitbare duikers, b.v. bij p., die beneden de vloedstand van de zee of van getijrivieren liggen, maar zover boven de ebstand, dat zij natuurlijk kunnen lozen; b. bemalingen (z. Polderbemaling) voor p., die niet natuurlijk kunnen lozen doordat het buitenwater langdurig of altijd hoger dan het binnenwater staat.

Doorgaans zal de polderwaterstand ‘s zomers door verdamping dalen. Meestal zal men dan trachten het zomerpeil door inlaten van water te handhaven, voor zover althans deze aanvoer van water niet onmogelijk is, b.v. door het ontbreken van voldoende zoet water. In p. met weiland is het inlaten van water nodig voor het verkrijgen van drenkwater en het behouden van perceelsscheidingen. In een aantal p. is inlaten gewenst voor kunstmatige watervoorziening. Ook wordt water ingelaten voor behoud van vaarmogelijkheid. Het water wordt meestal door speciaal daartoe in de waterkering aangebrachte, afsluitbare duikers in de p. gelaten.

In een aantal polders, o.m. langs de duinvoet, wordt water ingemalen. Deze inmalingspolders hebben een peil, dat hoger ligt dan de buitenwaterstand. Zij hebben eveneens wateringen en sloten. Het geheel is echter vooral voor aanvoer en in veel mindere mate voor afvoer van water ingericht.

In de p. wordt ook zorg gedragen voor de hoedanigheid van het water. Het binnendringen van zout water moet worden tegengegaan, waterverontreiniging door riool- en industrie-afvalwater moet worden voorkomen.

Het bestuur van de p. oefent toezicht uit op de waterstaatkundige werken in zijn gebied en onderhoudt de voornaamste ervan (dijken, hoofdwatergangen, bruggen, sluizen, gemalen). De meeste p. hebben ook wegen in beheer en onderhoud. Door het veelal boven het plaatselijk belang uitgaande, zware verkeer is dit laatste tot een drukkende last geworden. De p. ontvangen geen bijdrage uit de door het verkeer opgebrachte lasten. Over de overige werken van de polderinrichting (sloten, kleine duikers; oefent het bestuur van de p. slechts toezicht uit (schouw); zij worden i.h.a. onderhouden door de gebruikers van de aanliggende percelen. De kosten van bemaling e.d. en van onderhouds- en vernieuwingswerkzaamheden worden bestreden uit de meestal hectaregewijs geheven waterschapslasten.

(2) In enkele provincies (Z. Holl., Zeel.) duidt de term p. ook het bestuursrechtelijke begrip aan, het waterschap (z. Waterschap).

F. HELLINGA.