Aan de rol zijn, boemelen, zwieren, fuiven.
De schrijver ... bedoelde hiermede «het individu dat overdag lessen brost en ’s avonds in studentenkroegjes bier versast onder het zingen van de grote salamander, met rollen nachtelijke records breekt, op bestiale wijze met schachten solt» en zo meer, Alumni 1979, 4, 7.