Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

vuilblik (vuilblek)

betekenis & definitie

1. (Vuilnis)blik; vuilblik en veger, stoffer en blik.

Zijn schilderijen ... had hij voor de vlucht in zinken bakken in den grond gestoken, die waren opengegaan en al zijn doeken, behalve één, vond hij terug: kapot, verpulverd ..., goed om op een vuilblik te keren, LIA TIMMERMANS 1961, 165.

2. Ter aand. van éen pers. die het vuile werk moet opknappen; vand. ook: smeerpoe(t)s.

Als uw moeder een voorname dame is, zal ze wel zelf ene vrouw kiezen voor u, en dat zal moeten een fijne juffer zijn! Een vuilblek gelijk ik vindt ze nog niet goed genoeg voor hare dienstmeid, STREUVELS 1964, 272.

< >