Synoniemen zoeken
Synoniem van vol
Synoniem van 'n ander trefwoord
Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
vol
vol - helemaal gevuld met iets. Er kan een voorzetselbepaling volgen met 'met': 'het glas is vol met water'. Bij boordevol denk je aan vloeistoffen of aan een hoeveelheid min of meer kleine voorwerpen of niet-stoffelijke dingen: 'een doos boordevol snoepgoed', 'de tank is boordevol', 'dat verhaal zit boordevol leugens'. Bij overvol gaat het juist niet om vloeistoffen; het betekent: (bijna) te vol. Zo ook barstensvol, propvol, stikvol, tot barstens toe vol en, in archaïstische stijl, berstensvol. Stampvol en, in informele stijl, tjokvol, eivol, opgepropt vol en afgestampt hebben betrekking op ruimtes voor mensen: 'een stampvolle zaal'. Stamp, een informele verkorting, wordt alleen predikatief gebruikt, net als stampende vol. Grote, hoge ruimtes zoals theaters of kerken zijn bomvol, tot de nok toe gevuld, afgeladen (vol) of mudvol. Bij bezwangerd met staat een verplichte voorzetselbepaling. Je zegt het van de atmosfeer of de lucht: 'de lucht was bezwangerd met de geur van parfum'.
Zie: wemelen van.
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
vol
vol - bijvoeglijk naamwoord
1. het bevat zoveel dat er niets bij kan
♢ de beker zit helemaal vol
1. er vol van zijn
[over niets anders meer kunnen praten of denken]
2. het was een volle bak
[een uitverkochte zaal]
3. ergens de buik vol van hebben
[er niets meer mee te maken willen hebben]
4. ergens de handen vol aan hebben
[het er druk mee hebben]
5. de maat is vol
[ik accepteer het niet langer]
6. ergens de mond vol van hebben
[er voortdurend over praten]
2. zonder dat er iets aan ontbreekt
♢ zij wacht al een vol uur
1. iemand voor vol aanzien
[hem serieus nemen]
2. de volle laag krijgen
[veel verwijten krijgen]
3. in zijn volle lengte
[met zijn hele lichaam]
4. het volle leven
[het werkelijke leven]
5. in het volle licht staan
[goed opgemerkt worden]
6. de volle mep betalen
[het hele bedrag]
7. het volle pond betalen
[de hele som]
8. ten volle
[volkomen]
9. op volle toeren
[uit alle macht]
3. gevuld, bol
♢ ons buurmeisje Kathleen heeft een vol gezicht
1. uit volle borst zingen
[luidkeels]
Algemene uitdrukkingen:
1. in volle ernst
[heel ernstig]
2. hem voor vol aanzien
[hem serieus nemen]
3. iemand de huid vol schelden
[hem overladen met scheldwoorden]
Bijvoeglijk naamwoord: vol
... is voller dan ...
het volst
de/het volle ...
Synoniemen
opgeblazen, rond
Tegenstellingen
leeg