1. Zie fezelen.
2. Van stoffen, weefsels e.d.: rafelen; ook: pluizen.
Door de lange stapellengte vezelt het weefsel niet, waardoor vuil niet aanhangt en het laken zo lang mogelijk een fris uiterlijk behoudt, Uit een reclamefolder 1957.
Opm.: In de standaardt. vero. (freq. 0) en volledig verdrongen door de gen. syn.; wel gebr. is het znw. vezel en het bnw. vezelig.