Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

uitvliegen

betekenis & definitie

Van pers.: boos worden, woedend worden; (heftig) uitvallen, uitvaren; te keer gaan; opspelen; soms bep.: (uit)schelden. Vaak in de verb. tegen iem. uitvliegen.

BSP-voorzitter A. C. vloog tijdens zijn 1 mei-toespraak werkelijk uit. Waarom moet een grondwerker van de gemeente minder verdienen dan een grondwerker van ALE, vroeg hij, Gentenaar 9/5/1977.

< >