Door vegen van stof en vuil reinigen; uitvegen, wegvegen; door vegen wegmaken, uitwissen.
Ik dank aan hem (de oorlog) mijn opgang en zonder hem zou ik nu nog een fabriek uitvagen, in plaats van over het doen en laten van een bevoorrechte te beschikken, DE COREL 1949, 183.
Ik liet me vallen, rende het kreupelhout in en kon elk spoor achter mij uitvagen, BOON 1975, 195.