Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

taksplaat

betekenis & definitie

Plaatje als betalingsbewijs van de belasting op fietsen; - gemeenz. ook: nummerplaat, kenteken (van een auto e.d.); vroeger ook: bewijs van betaling van de wegenbelasting (op de voorruit van auto’s e.d.).

Ik rijd met de fiets naar het werk .... en dan opeens, op 500 meter van hier, de zwaantjes .... Afstappen, meneer .... Of meneer van het bestaan van een taksplaat afwist, Uitzending BRT 25/3/1980.

Sam.: taksplaathouder (Naast hem morrelde Gus aan de taksplaathouder, kreeg hem eindelijk los en gaf hem aan Julie. Julie wreef de rand schoon, drukte de houder tegen de voorruit en draaide de knop aan tot de houder vast zat, VAN AKEN 1958, 13).